Het is aan het Westen om een antwoord te formuleren op de Chinese opkomst als wereldmacht en daar naar te handelen. Niets doen lijkt geen optie, stelt Frits Bosch, macro-econoom en auteur van Wereld op een keerpunt, in deze bijdrage aan Fondsnieuws.
‘China’s enorme economische opgang heeft menig westers waarnemer verbaasd. Het is met keihard werken tot stand gekomen. China is er trots op en terecht, want wat het land de afgelopen vijftig jaar heeft doorgemaakt is ongelooflijk heftig.
Zhiang Weiwei, directeur van het China Instituut van de oudste en meest prestigieuze universiteit van de Volksrepubliek China, de Fudan Universiteit te Sjanghai, wijst in zijn artikel ‘How China made it” (The Economist 10-3-18) steekt de loftrompet over de nieuwe verworvenheden van het land: China heeft nu de grootste economie in koopkracht, de grootste middenklasse, de grootste vreemde valuta reserves, de grootste vastgoedcategorie en de meeste wereldtoeristen. Het land is wereldleider in hernieuwbare energie, het voert een beleid om een wetenschappelijke, technologische en industriële revolutie tot stand te brengen.
Weiwei zegt dat China in staat is om nationale consensus te genereren voor hervormingen en modernisering, terwijl politieke en macro economische stabiliteit het land in staat stelt staatsbedrijven te herstructureren en groei te bewerkstelligen. Hij meent dat het land door de autocratische sturing geen financiële en economische crises heeft gekend, zoals in het Westen. De levensstandaard groeit sneller dan waar ook ter wereld en de bijdrage aan mondiale groei is meer dan dat van de VS, Europa en Japan tezamen. Hij vindt dat de autocratisch gestuurde markteconomie superieur is aan het Westerse model van democratie en geliberaliseerde markteconomie. Weiwei meent dat het Chinese model niet alleen geschikt is voor het Westen, maar voor de hele wereld. Laten we eerst onderzoeken hoe de Chinese upswing tot stand kwam alvorens te beoordelen of het Chinese model ook voor het Westen aanbevelenswaardig is.
Hoe kon China dit succes in vier decennia realiseren?
Terwijl andere derdewereldlanden ontwikkelingshulp gebruikten, heeft China zich zonder externe hulp aan de haren omhoog getrokken uit het moeras van armoede en ellende. Een geweldige prestatie. China watchers waren ervan overtuigd dat het experiment moest mislukken. En dat deed het aanvankelijk ook: de Grote Sprong Voorwaarts van 1958 werd een tragische ramp en is in 1961 voortijdig afgebroken, later gevolgd door de Culturele Revolutie van Mao van 1966 tot 1976. Pas met de komst van Deng Xiaoping in 1978 werd de herstructurering van het land een succes. Hij is de grote architect van het Chinese hervormingsmodel.
Deng’s breuk met de ideologie van Mao was compleet. Mao stelde voortdurend de vraag: ‘Is onze maatschappij geheel van smetten vrij? Nee, dat is zij niet. Er zijn nog steeds klassen en de klassenstrijd blijft. Een socialistische revolutie alleen aan het economische front achtte Mao onvoldoende. Er moet een door en door socialistische revolutie op het politieke en ideologische vlak zijn, een voortdurende revolutie.’
Deng verwees deze gedachten naar de prullenmand. Hij zei: ‘het maakt niet uit of de kat wit of zwart is, als ie maar muizen vangt.’ Het model is niet belangrijk, als er maar gepresteerd wordt. Hij ging ervan uit dat noch het communistische Sovjet model, noch de Westerse liberale democratie het land de ‘kickstart’ zou kunnen bezorgen om zich te ontwikkelen. In 1978 werd een voorzichtig pragmatische benadering gekozen voor een massief ontwikkelingsprogramma. Deng noemde dit de rivier oversteken door eerst de stapstenen af te tasten. Hij gaf prioriteit aan terugdringing van armoede als nationale doelstelling. Hervormingen begonnen op het platteland en het succes daarvan leidde tot miljoenen kleine en middelgrote bedrijven, die spoedig de helft van de Chinese industrie besloegen. Het multiplier effect zorgde voor snelle expansie van China’s industrie en handel. Er zijn economische zones ingesteld waarbinnen nieuwe ideeën zoals in high tech en op export geörienteerde branches worden getest. De ontwikkeling van de informatietechnologie is verbluffend en wordt ook ingezet voor ‘Big Brother is watching you’.
China tracht de kracht van de ‘onzichtbare hand’ van de markt te combineren met de zichtbare hand van staatsinterventie om de markt te corrigeren: een ‘socialistische markteconomie’. Mao zou dit een contractio interminis noemen. Hij zei dat er geen stabiele socialistische maatschappij mogelijk is die gebaseerd is op de motivaties van een kapitalistische samenleving. Als de motivaties niet veranderen, dan zullen vroeg of laat het kapitalisme in een of andere vorm hersteld worden omdat de oude normen van de oude maatschappij weer de kop op zullen steken, ondersteund door invloeden van buitenaf die zowel de elite als de oppositionele groepen ondergaan. Dat is exact wat er met de komst van Deng is gebeurd. Deng maakte een einde aan de idiotie van Mao’s marxistisch-leninistische ideologie. De kat van Deng heeft de muizen gevangen.
Modelcrises van het Westen
Wat stelt het Westen tegenover de opkomst van China? Waar in China optimisme heerst, is het Westen in mineur. IPSOS onderzoek (2016) toont dat 90 procent van de Chinezen zegt tevreden te zijn met de koers, tegenover 37 procent van de Amerikanen en 11 procent van de Fransen voor hun nationale koers. Waar China gedreven wordt door een sterk gevoel van richting, overheerst in het Westen een gevoel van richtingloosheid. Waar in China alle neuzen – deels gedwongen - dezelfde kant op wijzen, wordt de verdeeldheid in het Westen groter. Waar in China de komst van immigranten, vluchtelingen, kansloos is, stelt het Westen het ‘multiculturele drama’ (Paul Scheffer) daartegenover. Het Westen meent te beschikken over de winnende combinatie van een grote dynamische en geïntegreerde markteconomie, robuuste publieke instituties, zoals een betrouwbare overheid, centrale bank en effectief juridisch raamwerk. Maar de besluitvorming in het Westen is traag en verdeeld.
China kent geen onafhankelijke instituties, maar kan door de politieke unificatie is de besluitvorming wel veel sneller waardoor zaken efficiënter zaken tot stand te brengen zijn. Waar China pocht over de grootste natiestaat te beschikken, moddert de EU voort, met afbraak van soevereiniteit van natiestaten. Waar in het Westen democratie lijkt af te brokkenen ligt in China de macht bij de Communistische Partij en Xi Jinping, mogelijk leidend tot willekeur. Waar China een meritocratie pur sang is, bepalen in het Westen nu ook identiteit, huidskleur en geslacht, als ‘afspiegeling van de maatschappij’, hoe vacatures worden ingevuld. Waar China hard optreedt tegen corruptie en misdaad, zien we in het Westen de misdaad weliswaar afnemen, maar liquidaties toenemen. Waar privacy in China geen rol speelt, aarzelt het Westen veiligheid vóór privacy te stellen. Het Westen kent conflicten tussen kapitaal en arbeid, tussen jong en oud, tussen Noord en Zuid, tussen autochtoon en allochtoon. Waar het Westen modelcrises kent stelt China daar één model vol overtuiging tegenover. De vraag is of het Westen zich deze modelcrises kan permitteren met zo’n formidabele tegenstander in de arena, met op de achtergrond nog een opkomende macht: India.
Hoe lang kan het Chinese succes voortduren?
De recente historie kan enig zicht bieden op een antwoord op deze vraag. Duitsland en Japan zijn als agressors in de Tweede Wereldoorlog platgebombardeerd. Maar na de oorlog heeft de bevolking de schouders er onder gezet en zowel Duitsland als Japan hebben een “Wirtschaftswunder” gekend. Bij beiden was de VS als stimulans betrokken, met respectievelijk de Marshall hulp, deels voor Duitsland, en Generaal MacArthur als toezichthouder en bewindvoerder in Japan. Het exportgeleide Wirtschaftswunder heeft in beide landen ongeveer 25 jaar geduurd, dus tot 1970. Daarna trad een ‘steady state’ ontwikkeling op naar een zeer hoog economisch en sociaal peil. Thans constateren we dat beide landen nog steeds economisch bloeien, maar de sociale onzekerheid en pessimisme nemen toe. Het is de cyclus van opkomst naar stabiliteit en terugval.
Als we dit op China projecteren, dan is ook hier het land compleet langs ‘af’ gegaan tijdens de Mao periode. En ook hier heeft dit bij de bevolking krachten losgemaakt, want tijdens Deng’s periode is vanaf 1978 de enorme upswing gestart die nu al 40 jaar gaande is. Anders dan Duitsland en Japan was de groei van China niet ‘all the way’ gebaseerd op export, maar vooral op productiviteitstoename, later overgaande naar een groei gedreven door consumptie. Er valt voor China nog veel terrein te winnen door verdere urbanisatie, opleiding van de bevolking, mondiale integratie van de Chinese financiële markt en directe investeringen in het buitenland. De upswing kan doorgaan tot de gehele bevolking een hoog bestaansniveau bereikt heeft, conform de doelstelling van de Communistische partij en van Xi Jingping. Voor een land met 1,4 miljard zielen kan dit nog een tijd duren. Het Chinese Wirtschaftswunder zou nog tenminste 20 jaar kunnen aanhouden aleer een ‘steady state’ aanbreekt.
Maar ook China kent een Achilleshiel. China heeft een forse vergrijzing en een ‘demografische boom’ die topzwaar dreigt te worden door de één-kind politiek. De regering is hiervan afgestapt, maar de bevolking niet. Zal de topzware demografische boom voor China een demografische bom worden? Maar voorlopig zal dit geen impact hebben op de groei.
Zal China extern agressief worden?
Majeure machtverschuivingen gaan meestal gepaard met strijd. Toch mag verwacht mag worden dat China dit op mondiaal niveau voorlopig wil vermijden om het ontwikkelingsproces niet te verstoren. Oorlog voeren lijkt niet meer nodig. Chinezen eigenen zich zaken langs legitieme economische weg toe. Chinezen hebben anderen nodig en binnen hun hiërarchische denktrant kunnen ze hen horig maken als het moet. Wellicht moet een uitzondering gemaakt worden voor regio’s in de directe nabijheid waar al lang een conflict over is, onder andere in de Zuid-Chinese Zee. De snelle ontwikkeling van China leidt tot een economische en militaire kloof ten opzichte van naburige landen. India stoomt ook op, maar is aanzienlijk armer. Machtsverschil zou op den duur kunnen uitmonden in een militair conflict over territorium. De irritatie over het afwijkend democratisch model van Taiwan groeit. Op basis van het één China-principe wordt niet toegestaan dat landen tegelijkertijd betrekkingen onderhouden met China en Taiwan. Ook Nederland erkent de regering in Taipei niet. De onafhankelijkheid van Taiwan lijkt op den duur moeilijk houdbaar. China zou hier kunnen kiezen voor een ‘Krim scenario’ naar het voorbeeld van Rusland.
Past het Chinese model het Westen?
Twee Nederlandse hoogleraren hebben zich zo’n 50 jaar geleden over deze vraag gebogen. Nobelprijs winnaar Jan Tinbergen (1903-1994) en Hans van den Doel (1932-2012) beschikten over een vooruitziende blik toen ze stelden dat er een toenadering zou plaatsvinden tussen de economische modellen van Oost en West. In de tweede helft van de jaren zestig was Van den Doel mede-initiatiefnemer tot oprichting van Nieuw Links, de vernieuwingsbeweging van de Partij van de Arbeid. Hij promoveerde in 1971 op het proefschrift ‘Convergentie en Evolutie’, gebaseerd op de convergentietheorie van Tinbergen over de mogelijke versmelting van de economische ordes van communisme en kapitalisme. Tinbergen voorspelde correct dat het Russische communisme en het Westerse kapitalisme steeds meer naar een model van gecorrigeerde markteconomie zou toegroeien. Het marxistische model van een volledig egalitaire samenleving in zowel cultureel als economisch opzicht had in Rusland en China gefaald.
Vicepremier Liu He is met Xi Jinping mede-architect van China’s huidige transitie. Hij zegt in een speech in 2016 dat zonder de catastrofale culturele revolutie en zonder na te denken of het drama dat zich toen heeft voltrokken, er thans geen economische groei zou zijn. Liu He meent dat China nu erkent dat er met de Culturele Revolutie fouten rond de ‘ridicule theorie van de klassenstrijd en de culturele revolutie’ zijn gemaakt wat volgens hem ook tot het ‘tragische einde van de geslotendeurbeleid’ heeft geleid. Deze stevige uitspraken impliceren dat de huidige politieke top, de Communistische Partij, definitief afstand neemt van de periode Mao Tsetoeng. Nog niet zo heel lang geleden werd toegegeven dat tijdens Mao weliswaar vreselijke dingen zijn gebeurd, maar dat het land daar doorheen moest om de weg vrij te maken voor de huidige welvaart. De officiële lijn lijkt nu dat daar fundamenteel anders tegenaan gekeken wordt. China laat het verleden achter zich en maakt zich op voor een hernieuwd sterke, mogelijk dominante rol in de wereld, met Xi Jinping als krachtige leider.
Neigt het Westers model naar het Oosten?
Deng Xioping gaf in 1978 het startschot van tot liberalisering van de Chinese economie en convergentie van Oost naar West heeft plaatsgevonden. Van den Doel’s hypothese was dat ook het Westerse model van geliberaliseerde markteconomieën naar het model van het Oosten zou neigen. Die toenadering heeft echter niet plaatsgevonden. Veeleer is het tegendeel het geval. Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 meende het Westen over het meest ideale model te beschikken. In Nederland zijn 186 overheidsdiensten geprivatiseerd, later veelal mislukt. We meenden dat het definitieve bewijs geleverd was dat het kapitalisme en democratie hadden gezegevierd. China zet al geruime tijd hierachter een levensgroot vraagteken. Terwijl het Westen zich vooral bekommert om de eigen verdeeldheid, dendert China de wereldeconomie binnen en pakt nu in velerlei opzicht door, inclusief bewapening.
Moeten we ervoor bevreesd zijn?
Weiwei zegt daarover in het slot van zijn artikel: “In response to Francis Fukuyama, author of ‘The End of History and the Last Man’, now is not the end of history, but the end of the end of history. This is not only good for China, but for the West and the whole world, as we can now jointly explore new ways and means for better governance and development in the interest of common humanity”. Mooie woorden en wellicht ook goed bedoeld. Maar het Westen weet uit haar eigen historie wat er kan gebeuren als de macht verschuift. Tijdens de zoektocht naar utopia heeft China haar eigen kinderen vermoord (schattingen lopen uiteen van 15 tot 70 miljoen doden tijdens de Mao periode) en er is onderdrukking (o.a. Tibet en Oeigoeren). In China heerst nog altijd Confucius: koud, hiërarchisch, geen empathie, een mensenleven betekent weinig. Er is geen vrijheid van meningsuiting, intellectuelen zijn kansloos. China heeft een andere benadering van mensenrechten. In het Westen ligt de focus op de Universele Rechten van de Mens. In China staat verbetering van woon- en leefomstandigheden van de bevolking voorop. Het draait het om het collectief, tegenspraak wordt niet geduld. De doelstelling van leven is niet het nastreven van individueel geluk. Het nastreven daarvan betekent immers dat de wensen en de wil van het individu van belang zijn, zoals in de VS is neergelegd in the Declaration of Independence. Westerse democratieën zijn traditioneel veel gedifferentieerder opgebouwd met andere normen en waarden dan het na de klassenstrijd qua klassen platte Chinese model. Dit model past het Westen niet.
Gaat China de wereld domineren? Wordt de wereld verdeeld in economische blokken en invloedsferen?
Het Westen wordt van verschillende kanten belaagd. Het wordt geïnfiltreerd door een religie met de duidelijke ambitie dé wereldreligie te zijn en het wil maatschappelijk nog veel meer te betekenen dan dat. Het wordt bestookt door dictaturen, zoals Rusland en Noord-Korea. En tenslotte wordt het uitgedaagd door China.
Chinezen veroveren de wereld door op mondiale schaal economische belangen te nemen in bedrijven en instellingen en door politieke invloed uit te oefenen, bijvoorbeeld via een Australische parlementariër. Omstreeks 390 schreef Flavius Vegetius Renatus in zijn Epitoma militaris “Qui desiderat pacem, bellum praeparet”, wie naar vrede verlangt, bereide zich voor op oorlog. Gort u aan!
Het Westen gaat economisch goed, een Goldilocks-scenario. Maar wordt men daardoor in slaap gesust? Is het Westen zich wel voldoende bewust van de gevaren? Biedt het wel voldoende weerstand? Het machtsevenwicht verschuift naar Azië, waardoor het Westen op de proef wordt gesteld qua krachtdadigheid. Daar moeten we niet hypernerveus van worden, maar wel bedenken of, en zo hoe, we de uitdaging willen en kunnen aangaan, zonder de eigenheid van het westerse model prijs te geven.
Of zal het Westen gedwongen worden te corrigeren en naar het Oosten te neigen in de richting van een sterker gereguleerd systeem? De hypothese van Van den Doel zou dan alsnog uitkomen.
Het is aan ons om een antwoord te formuleren op de Chinese uitdaging en daar naar te handelen. Niets doen lijkt geen optie. De trend is naar een wereld waarin invloedsferen en blokken elkaar ‘liken’ of ‘disliken’. We gaan handje drukken. Hoe sterk is het Westerse handje? China staat klaar om over ons heen te walsen.’
Frits Bosch is macro-econoom en sinds 1992 adviseur van institutionele partijen. Recent heeft hij het boek ‘Wereld op een keerpunt, waarheen?’ gepubliceerd, met bijdragen van ondermeer Paul Cliteur, Jaap Koelewijn, Saskia Nijs, Sjoerd Bakker en Robbert-Jan Engels.