De bevolking in België laat nog te veel geld staan op spaarrekeningen, waardoor de hoge inflatie hun koopkracht aanvreet. ‘Daarom is financiële vorming cruciaal. Er is geen alternatief in lagererenteomgevingen dan te beleggen op lange termijn. Fondsen lenen zich daar uitstekend toe.’
Dat vertelt Marc Van de Gucht (foto), directeur-generaal van BEAMA, de Belgische vereniging van asset managers, in een gesprek met Investment Officer. ‘Het is al het achtste opeenvolgende jaar op rij dat het beheerde vermogen stijgt. Dat komt natuurlijk ook omdat onze professionals de markten op de voet volgen, de kosten en de risico’s goed onder controle houden, wat vertrouwen uitstraalt. Toch zouden de inflows toch nog hoger kunnen liggen. De Belgen laten nog te veel geld op spaarrekeningen staan, meer dan 300 miljard op dag van vandaag.’
Van de Gucht illustreert het risico dat particulieren in België lopen. ‘Ze beseffen nog niet voldoende hoezeer inflatie hun koopkracht aanvreet. 1000 euro op de spaarrekening wordt na 20 jaar, tegen 0,2 procent jaarlijkse intrest en een gemiddelde inflatie van 2 procent, wat heel voorzichtig is, 700 euro netto in koopkrachttermen. Beleg je diezelfde 1000 euro met een gemiddeld rendement van 5 procent per jaar en 2 procent inflatie, netto 3 procent rendement dus, heb je na die twintig jaar 1.800 euro in koopkracht. Dat is een enorm verschil. Iedereen beseft het, maar weinigen doen er iets aan. Het belang van financiële vorming is dus cruciaal.’
België als financiële markt
Luxemburg is een bekend en stabiel financieel centrum, maar Brussel moet volgens Van de Gucht niet onderdoen. Het heeft alle elementen om een vooraanstaande rol te spelen in de EU. ‘Het promoten van een financieel centrum dient wel een bewuste beleidskeuze te zijn. Alle stakeholders moeten hieraan meewerken. De Belgische toezichthouder is nog steeds op sommige punten wat strenger dan de andere EU-toezichthouders, en wil de regels strikt interpreteren, zeker na de financiële crisis. Dit zorgt ervoor dat de aantrekkelijkheid van België wat verliest, want met een vrije EU-markt zoekt men toch de weg van de minste weerstand.’
Zo bleek tijdens de Brexit dat heel wat UK fondsbeheerders voor Luxemburg of Dublin kozen als hun nieuwe hoofdzetel, en niet voor België. In Luxemburg heb je een toezichthouder die toch wat meer meedenkt met de sector.
‘Het is weliswaar een minder complex land, maar in België duurt het lang voor een Europese richtlijn wordt omgezet in Belgische wetgeving en heb je een toezichthouder die er soms een zeer strikte interpretatie van de regels op na houdt. In Luxemburg spelen de wetgever en de toezichthouder korter op de bal. Ze hebben ook oog voor de positieve gevolgen en niet enkel de risico’s.’
Wetgeving
Van de Gucht vindt de duurzaamheidsregelgeving enorm belangrijk voor de sector. De SFDR-wetgeving is daar een typevoorbeeld van. Deze wetgeving op Europees niveau kan geld kanaliseren naar groene projecten. ‘Er moeten nog heel wat technische richtlijnen worden uitgewerkt, maar door de transparantieverplichting die in de SFDR-richtlijn staat (de fameuze artikels 6, 8 en 9) moeten de fondsenbeheerders deze nu al in hun prospectussen en op hun website vermelden. Een belegger kan nu al weten welke duurzaamheidskenmerken een fonds heeft, maar de technische uitwerking van een vergroening van de beleggingen moet nog op de sector afkomen. Vergeet niet dat de technische regels pas op 1 januari 2023 in werking treden.’
Daar gaat dit jaar aan gewerkt worden, en de hele sector zal er in 2022 mee bezig zijn.
Een andere big bang die op de spelers afkomt, is de MiFID duurzaamheidsvereiste. Onder MiFID zal je, voor het bepalen van het beleggersprofiel van een cliënt, ook rekening moeten houden met zijn duurzaamheidsvoorkeuren. Er zal aan de cliënt gevraagd moeten worden of hij duurzaamheidselementen wil opnemen in zijn portefeuille en zo ja, in welke mate. ‘Het vervolg van het verhaal is dat de beheerder die criteria moeten kunnen aanbieden aan de cliënt.’
Dat wordt nog een moeilijke oefening. ‘Een cliënt kent ook al die technische standaarden niet per se en beseft niet dat er voor heel wat ondernemingen waarin wordt belegd er op vandaag nog geen ESG gegevens beschikbaar zijn, waardoor deze mogelijk uit de boot kunnen vallen in hun belegging als ze een te strakke duurzaamheidsvoorkeur opgeven. De informatie aan de belegger wordt daarbij dus belangrijk en de financiële instellingen zullen hen daarin zeker bijstaan,’ stelt Van de Gucht.
Projecten
Voor BEAMA als vertegenwoordiger van de asset managers wil Van de Gucht, naast de hierboven aangehaalde thema’s, ook focussen op financiële vorming. ‘Er zal een campagne worden gelanceerd die gericht is op jongeren om hen bewust te maken dat ze hun spaargeld voor een deel kunnen beleggen op lange termijn. We willen hen de kracht van de samengestelde intrest aantonen, en hen aantonen dat ze, indien ze dat wensen, een duurzame impact kunnen hebben op maatschappij en milieu. Dat is zuivere financiële vorming omdat we merken dat er nog ruimte voor verbetering is. Daarnaast willen we ook aandacht blijven hebben voor digitalisering.’
Mensen willen steeds meer hun effectenportefeuilles consulteren op pc en tablet. ‘In België staan we aan de top wat digitalisatie betreft, maar we willen ook de ouderen meekrijgen in dit digitaliseringsproces. Verder wensen we de jongeren warm te maken voor pensioensparen. We mogen in België trots zijn op onze pensioenspaarfondsen. 1,7 miljoen mensen doen aan pensioensparen. De jeugd blijft nog wat achter, en daar willen we aan werken,’ stelt hij.
Tot slot wil BEAMA minder liquide activa (denk bv. aan private equity) mee helpen omkaderen en er bij de regelgever op aandringen dat dergelijke activa, als een klein stukje van de portefeuille, zinvol zijn als diversificatie.