De Franse financiële toezichthouder AMF dringt aan op een ingrijpende hervorming van de SFDR-regels van de EU voor informatieverstrekking over duurzame financiering en heeft voorgesteld om activiteiten op het gebied van fossiele brandstoffen te schrappen uit beleggingsfondsen die als “donkergroen” worden aangemerkt artikel 9.
Marie-Anne Barbat-Layani (foto), voorzitter van de Autorité des marchés financiers (AMF), besprak het voorstel eerder deze maand met EU-commissaris Mairead McGuinness en maakte duidelijk dat de AMF streeft naar een bredere hervorming van de Sustainable Finance Disclosure Regulation, of SFDR. ‘De AMF wil een constructieve bijdrage leveren aan een nieuwe fase van Europese regelgeving inzake duurzame financiering’, zei ze in een verklaring.
De AMF vindt dat duurzame beleggingsfondsen die investeren in fossiele brandstoffen moeten worden geclassificeerd als “lichtgroene” artikel 8-fondsen. Momenteel worden fossiele brandstoffen aanvaard als artikel 9-fondsen op voorwaarde dat de bedrijven waarin het fonds belegt, een overgangsstrategie zijn begonnen. Oliegigant BP en Total bijvoorbeeld zijn multinationals die voorkomen op lijsten van artikel 9-investeringen.
Strikte voorwaarden noodzakelijk
‘Artikel 9-fondsen moeten investeringen in activiteiten op het gebied van fossiele brandstoffen die niet zijn afgestemd op de Europese Taxonomie uitsluiten’, aldus AMF. ‘Beleggingen in dergelijke activiteiten zijn mogelijk voor producten uit artikel 8, mits ze voldoen aan strikte voorwaarden die ervoor zorgen dat deze activiteiten in een ordelijke overgang verkeren.’
De SFDR is door de medewetgevers van de EU en de Commissie ontworpen als een milieu-, sociale en governance-transparantieregeling (ESG) voor financiële entiteiten en producten. De verordening verplicht financiële marktdeelnemers informatie te publiceren over hun communicatie en praktijken op het gebied van duurzaamheid.
Duurzaam beleggen niet gedefinieerd
De SFDR legt geen minimumeisen op en geeft geen definitie van het begrip duurzame belegging. Bijgevolg is de huidige indeling in artikel 8 en artikel 9 niet bedoeld om de aard of de omvang van het streven van de beheerder naar duurzaamheid te beoordelen.
‘Wij merken echter op dat het gebruik van deze indeling door financiële marktdeelnemers, door spaarders ten onrechte kan worden geïnterpreteerd als een garantie dat zij deelnemen aan de financiering van een duurzamere Europese economie’, aldus AMF.
‘Het lijkt dus noodzakelijk om nieuwe stappen te ondernemen om deze dubbelzinnigheid te vermijden en beter in te spelen op de verwachtingen van de spaarders. Het is wenselijk dat de Europese Commissie voorstelt minimumcriteria inzake milieueffecten in te voeren voor financiële producten die onder artikel 8 of artikel 9 vallen.’
Een dergelijk initiatief betekent niet noodzakelijk een terugdraaiing van de bredere ambitie van de transparantieregeling die alle ESG-criteria omvat. In haar Engelstalige persbericht zei de Franse toezichthouder dat ‘as a first step, and given the European sustainable finance agenda, it could be targeted at the environmental dimension.’
Milieucriteria
De AMF zei dat het ook voorstander zou zijn van de vaststelling van minimale milieucriteria voor de indeling van producten als artikel 9 of artikel 8. Op de naleving van deze criteria zou nationaal toezicht worden uitgeoefend. ‘De criteria voor artikel 9 moeten strenger blijven dan die voor artikel 8’, aldus de AMF.
Een minimumaandeel van de activa in de portefeuille van fondsen van artikel 9 moet bestaan uit beleggingen die in overeenstemming zijn met de EU-taxonomie. Dit percentage zou mettertijd kunnen toenemen naarmate de Europese economie zich ontwikkelt in de richting van duurzaamheid, aldus de Commissie.
Financiële marktdeelnemers die fondsen in de zin van artikel 8 en 9 beheren, moeten een bindende ESG-aanpak hanteren in hun beleggingsbesluitvormingsproces, aldus de AMF. Het EU-kader voor minimumcriteria moet een reeks aanvaardbare ESG-benaderingen vaststellen die door financiële spelers kunnen worden toegepast.
De AMF stelt ook voor om het concept van overgangs- en engagementsbeleid in te voeren. Het zei dat het mogelijke wegen heeft geïdentificeerd voor een ‘kwantitatieve definitie van activa in overgang’.