
Belgische toezichthouder FSMA heeft vrijdag een online kostenvergelijker gepresenteerd waarmee consumenten de impact van de instapkosten en het beheersloon van een beleggingsfonds op het rendement ervan kunnen berekenen. Ook kunnen consumenten de kosten van het fonds vergelijken met het gemiddelde van een peergroup.
Sinds 2023 beleggen Belgen méér dan ze sparen. Eind december stond er zo’n 274 miljard euro op de spaarrekeningen van Belgische gezinnen, tegenover 303 miljard euro aan deelbewijzen van Belgische of buitenlandse fondsen. ‘Beleggen krijgt meer en meer populariteit’, concludeerde toezichthouder op fondsen Veerle De Schryver van FSMA vrijdagochtend in een webinar waar tweeduizend consumenten, aanbieders en journalisten aan deelnamen.
Omwille van die populariteit en haar huidige toezichtsthema ‘value for money’ besloot FSMA dat de volgende productvergelijker er één moest zijn op beleggingsgebied. De toezichthouder heeft inmiddels al tooling rondom bijvoorbeeld spaarboekjes, familiale verzekeringen en de kosten van pensioenaanbieders.
De achtergrond is de verschoven toezichtsthematiek, die van gedragstoezicht, naar producttoezicht, naar kosten is gegaan. FSMA-voorzitter Jean-Paul Servais: ‘Kosten krijgen meer en meer prioriteit, nu we dankzij een Europees initiatief daar een wettelijke basis voor hebben via het concept ‘value for money’.’
De toezichthouder zet steeds vaker data-analyse in om die ‘waar voor geld’ te berekenen, aldus Servais, en heeft daarvoor een team samengesteld van meer dan vijftien personen. ‘Artificial intelligence bestaat ook bij de FSMA sinds enkele jaren. Wij zien de toegevoegde waarde ervan bij toezicht op een nieuw domein, data-analyse.’
Of de beleggingsfondsenvergelijkingstool ontwikkeld is door dit team, werd vrijdag niet toegelicht tijdens het webinar, wél dat de toezichthouder meer aandacht wil voor de impact van kosten op het rendement van beleggingsfondsen. De Schryver: ‘In onze financiële educatie hebben we een aantal stappen gezet, door er uitleg over te geven via Wikifin. In 2022 namen we een tweede stap, door een studie te publiceren over Belgische fondsen en de kosten ervan. Nu gaan we weer een stap verder door een tool te lanceren die interactief is en gunstig kan zijn voor een potentiële belegger.’
Fictieve belegger
Tijdens het webinar presenteerde De Schryver een fictieve particuliere belegger die een door haar adviseur voorgesteld fonds vergelijkt met peers, door instapkosten, beheersloon, het verwachte bruto rendement en wat persoonlijke parameters in te vullen. Te zien was hoe de inleg zich naar verwachting zou ontwikkelen over de jaren en wat de impact van kosten daarbij zou zijn. Daarna volgt een vergelijking met peers, via de keuze voor aandelenfonds, obligatiefonds, gemengd fonds, geldmarktfonds of pensioenspaarproduct. Het gaat dus om een grove vergelijking, op basis van data van FSMA en Refinitiv Lipper.
Op de vraag van een kijker over de reden van het grote kostenverschil van in België aangeboden beleggingsfondsen antwoordde De Schryver dat dat niet zo’n evidente vraag is om te beantwoorden. ‘Verschillende factoren beïnvloeden het kostenniveau in België, waaronder het nog altijd veelgebruikte klassieke distributiemodel. Andere aspecten hebben te maken met het type beheer, actief is natuurlijk duurder dan passief.’
Of Belgische fondsen überhaupt duur zijn, daarover zei de toezichthouder dat zeker de aandelenfondsen en gemengde fondsen rond het niveau liggen van andere lidstaten, maar dat obligatiefondsen gemiddeld genomen wat duurder zijn.
Tijdens de presentatie vrijdag deed FSMA eveneens verslag van haar in 2022 begonnen controletrajecten rondom de ‘value for money’ van verzekeringsproducten. De toezichthouder heeft 178 producten bekeken, met een focus op Tak23-verzekeringen. De nadruk lag op ‘reduction in yield’, legde Yves Van Wassenhove uit. ‘Een technische term die niets anders doet dan kijken hoeveel rendement is misgelopen op jaarbasis’, aldus de toezichthouder pensioen- en verzekeringsproducten. ‘Alles wat meer dan 2,7 procent is, is verdacht en zijn we gaan bevragen.’
Bij ongeveer driekwart van de 178 producten hebben de verzekeraars na deze bevraging de kosten omlaag gebracht, met gemiddeld 0,64 procent. ‘Eenmalig lijkt dat niet veel, maar dat is 12 procent na 20 jaar’, aldus Van Wassenhove. Van dertig producten is de commercialisering na de bevraging stopgezet. Van Wassenhove: ‘Dan waren de kosten te hoog en zag een verzekeraar geen manier om die te verlagen.’