Naar aanleiding van de corona beurscrash in de maanden maart – april 2020 zijn de eerste uitspraken verschenen met betrekking tot gedupeerde beleggers die hun schade willen verhalen op de bank of vermogensbeheerder. Wat zijn de meest opvallende uitspraken tot nu toe en wat zijn de lessen en tips voor de praktijk?
Als gevolg van de coronapandemie nam in de maanden maart – april 2020 de volatiliteit op de aandelenmarkt aanzienlijk toe. In de eerste fase van de crisis hadden vele beleggingsfondsen last van een uitstroom doordat beleggers uitstapten.
Enkele gedupeerde beleggers zijn naar het Kifid gestapt om de schade op hun bank of vermogensbeheerder te verhalen. Hieronder volgen een aantal tips voor de praktijk naar aanleiding van 3 recente uitspraken.
Waardedaling >10 procent
De eerste uitspraak ziet op de vraag of de bank haar zorgplicht jegens de belegger heeft geschonden door hem onvoldoende te informeren over de waardedalingen van zijn beleggingsportefeuille. De belegger in kwestie heeft in de periode februari – maart 2020 meerdere e-mails van de bank ontvangen met de mededeling dat de waarde van zijn portefeuille met meer dan 10 procent was gedaald ten opzichte van de eerste dag van het kwartaal. In totaal was de waarde van de portefeuille met 24 procent gedaald. De belegger vordert 14 procent van de waardedaling van zijn beleggingsportefeuille (ruim 182.00 euro0).
De Geschillencommissie oordeelt dat de bank als vermogensbeheerder voldaan heeft aan haar verplichting ingevolge MiFID II om de belegger op de hoogte te brengen van een verlies van 10 procent van de totale waarde van de beleggingsportefeuille. Bij verder oplopende verliezen (>10 procent) dient de bank, de belegger hiervan voortdurend op de hoogte te stellen. Ook dat heeft de bank gedaan. Zo heeft de bank op 28 februari, 10 en 13 maart 2020 meldingen van waardedalingen verstuurd aan de belegger. Dat de belegger heeft gesteld de latere meldingen (wel de eerste) niet tijdig te hebben gezien en te laat heeft ontdekt dat zijn beleggingsportefeuille verder in waarde was gedaald, maakt dat niet anders.
Verder heeft de bank aangetoond dat zij de belegger op verschillende wijzen heeft geïnformeerd en ook contact heeft onderhouden via de relatiemanager. Volgens de Commissie heeft de bank daarom niet in strijd gehandeld met de op haar rustende zorgplicht. De klacht wordt afgewezen.
Ongunstig instapmoment
De tweede uitspraak betreft een geschil waarin de belegger midden februari 2020 een vermogensbeheerovereenkomst had gesloten met een bank. Vrijwel meteen na het sluiten van de overeenkomst heeft de bank het gehele vermogen van de belegger belegd.
Ongeveer een maand later – half maart 2020 – beëindigt de belegger de overeenkomst en liquideert de portefeuille. De waarde van de effectenportefeuille was op dat moment (het ‘uitstapmoment’) lager dan het ‘instapmoment’. De belegger lijdt 18.000 euro verlies. De belegger is van oordeel dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door niet te wachten met het aankopen van effecten tijdens de neergaande beurzen. De bank had immers in de algemene voorwaarden opgenomen dat binnen 10 beursdagen wordt belegd en had de belegger geïnformeerd niet te geloven in ‘timing’. Bovendien kan pas achteraf worden geconstateerd wat het beste instapmoment is.
Relevant in deze zaak is dat de belegger een beleggingshorizon had van 15 jaar (namelijk tot 2035). Vanuit dat perspectief is het precieze instapmoment – aldus de Commissie – maar beperkt relevant. De klacht wordt afgewezen.
Waardevermindering bij wijzigen beleggingsprofiel
Het derde geschil draait om de vraag of de bank de belegger verkeerd heeft geïnformeerd over de gevolgen van het wijzigen van zijn beleggingsprofiel. De belegger had op 17 maart 2020 bij de bank aangegeven zijn beleggingsprofiel per direct te willen wijzigen naar minder risicovol.
De bank heeft diezelfde ochtend telefonisch bevestigd dat zijn beleggingsprofiel is gewijzigd naar ‘liquide’. De belegger verkeerde hierdoor in de veronderstelling dat door de profielwijziging de waarde van zijn portefeuille behouden zou blijven. Dat bleek niet het geval te zijn. De mutaties in zijn portefeuille om te komen tot een liquide profiel waren eerst op 19 maart 2020 afgerond (twee dagen later). Uit de transcriptie van het telefoongesprek van 17 maart 2020 blijkt dat de belegger, de bank slechts heeft gevraagd of een wijziging van zijn beleggingsprofiel per direct in kon gaan. Niet is gesproken over de waarde van de portefeuille.
Daarom mocht de belegger uit het gesprek niet afleiden dat hij de waarde van zijn beleggingsportefeuille op dat moment zou behouden, aldus de Geschillencommissie. Volgens de Commissie had de bank uit de vragen van de belegger niet kunnen of moeten afleiden dat er voor hem nog onduidelijkheden bestonden over de manier waarop een wijziging van het beleggingsprofiel wordt doorgevoerd en welk effect dat op de totale waarde van de beleggingsportefeuille zou kunnen hebben. De bank heeft de belegger daarom niet verkeerd of onvolledig geïnformeerd. De klacht wordt afgewezen.
Tips voor de praktijk
Indien de belegger zelf besluit om in te grijpen door bijvoorbeeld zijn beleggingsportefeuille te liquideren dan wel zijn risicoprofiel te wijzigen, dan is het verstandig voor een vermogensbeheerder om de volgende tips te volgen:
- Bevestig aan de belegger uw advies en het besluit van de belegger.
- Maak zo nodig een vervolgafspraak met de belegger om de situatie te heroverwegen als de belegger onrustig blijft.
- Leg de gevolgen van een eventuele wijziging van het risicoprofiel vast alsmede binnen welke termijn de portefeuille wordt aangepast aan het gewijzigde profiel. Maak hierbij een onderscheid tussen de wijziging van het risicoprofiel enerzijds en de gevolgen hiervan anderzijds.
- Houd de belegger voortdurend op de hoogte bij verder oplopende verliezen (>10 procent) van de totale waarde van zijn beleggingsportefeuille en laat hem weten wat te doen (de 10 procent mededeling alleen is niet voldoende).
- Besteed expliciet aandacht aan het instapmoment in het beleggingsvoorstel (alles in 1 keer of meerdere instapmomenten).
- Wijs de belegger op de risico’s en de consequenties van een instapmoment en de vroegtijdige beëindiging hiervan, bij voorkeur voorafgaand aan de beleggingsdienstverlening.
- Betrek in uw advies de beleggingshorizon (mag verwacht worden dat de portefeuille zich tijdig herstelt?).
Daira Cervera Garcia is advocaat bij Hart Advocaten in Amsterdam, dat zich richt zich op de financiële markt. Cliënten zijn banken, verzekeraars, beleggingsinstellingen, beursfondsen, pensioenuitvoerders en trustkantoren. Hart Advocaten is één van de kennispartners van Fondsnieuws en schrijft maandelijks een bijdrage over uiteenlopende thema’s.