
Met het ‘Wijzigingsbesluit financiële markten 2026’ doet een nieuwe verplichting zijn intrede. Op grond van een nieuw artikel moeten beleggingsondernemingen een medewerker aanstellen die verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van de regels rond de bescherming van cliëntentegoeden en financiële instrumenten.
Het gaat om artikel 164a BGfo. Daarin staat dat beleggingsondernemingen een werknemer moeten aanstellen die specifiek belast is met het toezicht op de naleving van de regels betreffende het beschermen van de rechten van cliënten op aan hen toebehorende financiële instrumenten en gelden door de beleggingsonderneming.
Deze verplichting vloeit voort uit artikel 7 van de gedelegeerde richtlijn (EU) 2017/593 en vormt een nadere uitwerking van artikel 4:87 lid 2 Wft. Daarmee krijgt een bestaande norm uit de Wft een expliciete organisatorische inkleuring, namelijk de verplichting aan beleggingsondernemingen om het toezicht op vermogensscheiding intern zichtbaar te beleggen.
Verplicht? Ja. Onpraktisch? Nee
Hoewel de wetgeving geen uitzonderingsbepaling kent voor ondernemingen met een beperkte personele omvang, mag de regel niet leiden tot onwerkbare situaties. De verplichting uit artikel 164a BGfo moet gelezen worden in het licht van haar doelstelling: heldere verantwoordelijkheden en voldoende waarborging van de bescherming van cliëntactiva.
Voor kleine- en middelgrote beleggingsondernemingen betekent dit vooral: wijs expliciet een medewerker aan, borg diens rol en gezag, en zorg dat deze persoon effectief kan functioneren. Niet méér, maar ook niet minder.
Het is daarbij van belang dat de keuze voor de aangewezen persoon goed wordt gedocumenteerd, inclusief een korte motivering waarom deze persoon aan de eisen voldoet. Dit voorkomt discussies achteraf en toont aan dat de onderneming bewust invulling heeft gegeven aan haar governanceverplichtingen.
Deskundigheid en gezag
De aangewezen medewerker moet over ‘voldoende deskundigheid en gezag’ beschikken. Wat dit in de praktijk precies inhoudt, laat de regelgeving in het midden. Dat biedt ruimte voor interpretatie – en daarmee ook voor maatwerk.
Voor kleine- en middelgrote beleggingsondernemingen met een overzichtelijke structuur en daarmee korte lijnen, ligt het niet voor de hand om een aparte functie in het leven te roepen. Dergelijke organisaties hebben vaak een compliance officer met brede verantwoordelijkheden en een goed zicht op processen, systemen en verplichtingen. Het ligt dan ook voor de hand om deze persoon de aanvullende expliciete verantwoordelijkheid te geven voor het toezicht op de bescherming van cliëntentegoeden.
Een bijzonder aandachtspunt is dat de regelgeving geen expliciete eisen stelt aan de inhoudelijke deskundigheid. Tegelijkertijd bestaan er ook geen specifieke opleidingen op het gebied van vermogensscheiding. Een letterlijke invulling van het deskundigheidsvereiste zou dan ook al snel leiden tot een onevenredige last, zeker voor ondernemingen waarin het gesignaleerde risico – namelijk gebrek aan overzicht door organisatorische complexiteit – zich in de praktijk nauwelijks voordoet.
In plaats daarvan is het van belang dat de aangewezen medewerker voldoende kennis heeft van de relevante regels, risico’s en beheersmaatregelen, en waar nodig aanvullende ondersteuning weet in te schakelen. Denk aan een externe expert of een juridisch adviseur met kennis van vermogensscheiding. Juist dat vermogen tot herkennen en escaleren is in de praktijk minstens zo relevant als technische detailkennis.
Compliance officer als aanspreekpunt
Bij veel kleine- en middelgrote beleggingsondernemingen is de compliance officer bij uitstek geschikt om deze nieuwe taak op zich te nemen. Zoals gezegd, is deze persoon doorgaans goed gepositioneerd binnen de governance-structuur, beschikt over het vereiste gezag en rapporteert rechtstreeks aan het bestuur. Bovendien zijn compliance officers gewend om toezichtsregels te vertalen naar operationele processen en om integrale risico’s te bewaken.
Van belang is wel dat de toewijzing van de verantwoordelijkheid formeel wordt vastgelegd – bijvoorbeeld in een functieomschrijving, compliance charter of bestuursbesluit. Daarmee wordt duidelijk wie intern het aanspreekpunt is voor de bescherming van cliëntentegoeden, en kan bij toezicht eenvoudig worden aangetoond dat aan de verplichting is voldaan.
Assurance biedt extra waarborg
Voor bepaalde beleggingsondernemingen geldt een bestaande verplichting tot het jaarlijks aanleveren van een assurance-rapportage aan de AFM. Deze rapportage, opgesteld door een externe accountant, bevat onder meer een toetsing op de naleving van regels rond de scheiding van cliënt- en bedrijfsvermogen.
Deze externe controle vormt een waardevolle waarborg en draagt bij aan het ondervangen van het risico dat cliëntentegoeden niet goed zijn afgeschermd van de ondernemingsbalans. Zeker in situaties waarin de compliance officer ook andere taken heeft, biedt de assurance-rapportage een aanvullende controlelaag. In die context ligt het aanstellen van een aparte, op vermogensscheiding gespecialiseerde medewerker (naast de compliance officer) dan ook niet voor de hand.
Noodzakelijk of beleidsmatige overregulering?
Hoewel het doel van artikel 164a BGfo – het waarborgen van de bescherming van cliëntentegoeden – zonder twijfel legitiem is, kan worden betwijfeld of deze nieuwe verplichting juridisch en praktisch noodzakelijk is.
De invoering van een expliciete aanstellingsplicht roept dan ook de vraag op of hier sprake is van een wezenlijke versterking van het bestaande toezichtskader, of eerder van een beleidsmatige overregulering. Zeker wanneer reeds is voorzien in een toereikend systeem van interne compliance en externe assurance.
Rol van de AFM
De AFM speelt een belangrijke rol in de praktische invulling van artikel 164a BGfo. Hoewel de wetgeving zelf geen gedetailleerde invulling geeft van termen als ‘deskundigheid’ en ‘gezag’, ligt het op de weg van de toezichthouder om hierover nadere guidance te bieden. Denk aan handreikingen of Q&A’s waarin de AFM uiteenzet wat zij in de praktijk verwacht, met oog voor proportionaliteit en variatie in organisatietypen. Voor kleine en middelgrote beleggingsondernemingen is het van belang dat de AFM expliciet ruimte laat voor een praktische invulling van de functie, bijvoorbeeld door de compliance officer als aangewezen persoon te accepteren.
Ook verdient het aanbeveling dat de AFM haar verwachtingen afstemt met de rol van de externe accountant bij assurance-rapportages, zodat dubbele toetsing en onnodige lasten worden voorkomen.
Tot slot: vijf praktische tips voor implementatie
- Wijs één verantwoordelijke medewerker aan – idealiter de compliance officer, mits deze over voldoende deskundigheid en gezag beschikt.
- Leg de verantwoordelijkheid vast – bijvoorbeeld in compliance charter of bestuursbesluit.
- Evalueer de deskundigheid – kijk of aanvullende kennis wenselijk is, bijvoorbeeld via externe ondersteuning of gerichte training.
- Documenteer rapportagelijnen – zorg dat de aangewezen medewerker periodiek rapporteert aan de directie.
- Maak gebruik van bestaande controles – betrek de externe accountant of compliance-expert bij de jaarlijkse evaluatie van de inrichting en werking van de vermogensscheiding.
Zo wordt artikel 164a BGfo geen papieren verplichting, maar een werkbare invulling van goed toezicht – passend bij de schaal en aard van uw onderneming.
Christian Wulf is know how manager bij Hart Advocaten, onderdeel van het expertpanel dat maandelijks een bijdrage voor Investment Officer schrijft.