Sinds 2018 is Mifid II in werking. Sindsdien zoeken beleggingsondernemingen op onderdelen naar de balans tussen compliance en effectiviteit. Hoe ervaart de beleggingsprofessional de verplichtingen in relatie tot zijn klant? Een onderzoek uitgevoerd en hier beschreven door hoogleraar Tom Loonen.
Met behulp van Fondsnieuws en enkele banken en vermogensbeheerders is samen met de VU University, opleiding Investment Management, vorig jaar zomer een onderzoek gedaan onder Nederlandse beleggingsadviseurs.
Hoe hebben zij zich voorbereid op de komst van Mifid II, en vooral, hoe ervaren zij deze EU-richtlijn in hun dagelijkse werk? In totaal participeerden 267 beleggingsadviseurs, hetgeen representatief is voor deze doelgroep.
Enkele algemene bevindingen
Een overgrote meerderheid (87,6 procent) stelt dat hun werk veeleisender is geworden na de introductie van Mifid II. Opvallend is dat mannelijke adviseurs en degenen met langdurige werkervaring (> 30 jaar) dit significant vaker stellen dan vrouwelijke adviseurs en adviseurs met een ervaring tot 10 jaar.
Adviseurs die werken bij een grote beleggingsonderneming (> 500 medewerkers) stellen dit significant minder vaak dan middelgrote (101-500 medewerkers) en kleine beleggingsondernemingen (< 100 medewerkers).
De toenemende regeldruk heeft eraan bijgedragen dat de arbeidsmotivatie laag is onder beleggingsadviseurs. Maar liefst 92.5 procent stelt dat hun werk aanzienlijk minder leuk is geworden in de laatste vijf jaar. Toch betekent dit niet dat beleggingsadviseurs en masse overwegen de sector te verlaten – niet meer dan 19,5 procent blijkt dit te overwegen.
Het is opmerkelijk dat vooral beleggingsadviseurs die korter dan 10 jaar werken in de financiële sector aangeven dat Mifid II bijdraagt aan het meer in het belang van de klant adviseren. Met name respondenten die werken bij een grote beleggingsonderneming geven dit veel vaker aan. Maar in zijn algemeenheid is er niet veel optimisme over de toegevoegde waarde van Mifid II.
Zo stelt slechts 6,7 procent van de respondenten dat de beleggingsdienstverlening is verbeterd onder Mifid II, en 15,7 procent van de respondenten geeft aan dat ze hun dienstverlening nu beter kunnen afstemmen op de situatie van de cliënt. Iets positiever is men als het gaat over de (kosten)informatie die ervoor zorgt dat de cliënt een betere gesprekspartner is.
Voorbereiding op Mifid II
Werkgevers blijken veel geïnvesteerd te hebben in het begrijpelijk krijgen van Mifid II verplichtingen. Slechts 11,6 procent is negatief over de begeleiding vanuit de werkgever. Het rendement op deze investering is niet heel hoog. Slechts een kleine meerderheid van de beleggingsadviseurs (57,9 procent) geeft aan dat de Mifid II verplichtingen duidelijk zijn. Een overgrote meerderheid (77,4 procent) van de respondenten zegt dat er veel interne discussie is over de interpretatie van de verplichtingen uit Mifid II.
Dat is opmerkelijk, omdat het onderzoek pas anderhalf jaar na de implementatie van de richtlijn is uitgevoerd. Daarbij stellen respondenten die werken voor een middelgrote beleggingsonderneming dat dit significant vaker voorkomt ten opzichte van grote beleggingsondernemingen. Blijkens het onderzoek is de informatie verkregen via de werkgever of eigenhandig door bijvoorbeeld de toelichtingen van toezichthouders zoals AFM en ESMA te lezen. Dat laatste blijkt slechts een klein deel van de respondenten te doen. Zo leest 16,1 procent de toelichting van ESMA en 20,6 procent die van de AFM.
Concrete verplichtingen
Mifid II kent verplichtingen om de belegger te beschermen. Hieronder zijn vijf belangrijke verplichtingen aangegeven en hoe de respondenten de effectiviteit van deze verplichtingen waarderen als het gaat om het (verder) beschermen van de belegger. Kritisch zijn de respondenten met name over de notificatie bij de 10 procent waardedaling, de zogenaamde ‘geschiktheidsverklaring bij advisering’ en de pretransactionele kostentransparantie.
Natuurlijk is het relevant om te horen hoe beleggers de Mifid II verplichtingen ervaren. AFM heeft in haar jaarlijkse Consumentenmonitor twee Mifid II onderdelen meengenomen die in dit verband interessant zijn. Er werd aan beleggers gevraagd of zij een 10 procent melding hadden ontvangen en wat ze daarmee vervolgens deden. Een kwart van de 606 respondenten gaf aan een dergelijke melding gekregen te hebben. Vervolgens verklaarde meer dan de helft (56 procent) dat zij niets met een dergelijke melding hebben gedaan. Ofschoon daarmee nog niet gezegd is dat deze melding geen zin heeft gehad, kan wel geconcludeerd worden dat de melding zeker niet altijd tot een handeling leidde.
Als het gaat over de kostentransparantie dan geeft 61 procent van de respondenten aan niets met deze informatie te doen. Hierbij gaat het zowel om de pre-transactionele kosten als de beleggingskosten in zijn geheel.
Conclusies
Onderzoek heeft het inzicht opgeleverd dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de wijze waarop beleggingsadviseurs naar de verplichtingen van Mifid II kijken. De grootte van de werkgever, het aantal ervaringsjaren in de financiële sector en sekse spelen hierbij een rol. Mannen blijken minder tevreden te zijn over de Mifid II verplichtingen, maar ook adviseurs met veel werkervaring zijn kritischer ten opzichte van hun collega’s.
Een aantal Mifid II verplichtingen kunnen min of meer rekenen op steun van de beleggingsadviseurs, maar over andere eisen is men ronduit kritisch. Waarschuwings- en informatieverplichtingen in het bijzonder kunnen rekenen op kritiek. De toegevoegde waarde hiervan wordt betwist. Mogelijk wordt dit bevestigd door nader onderzoek onder beleggers. In ieder geval lijkt een evaluatie van de Mifid II verplichtingen zinvol.
zeer negatief effect | negatief effect | neutraal | positief effect | Zeer positief effect | |
De verplichting om de cliënt te informeren of de geboden beleggingsadvisering ‘onafhankelijk’ of ‘niet-onafhankelijk’ is. | 2,2 | 8,2 | 56,9 | 31,8 | 0,7 |
De (veelal digitale) waarschuwing als een financieel instrument met hefboom (bijv. opties) met 10% of meer daalt. | 8,2 | 24,7 | 37,5 | 27,3 | 2,2 |
De (veelal digitale) bevestiging aan de cliënt dat een geadviseerde transactie geschikt is. | 6,0 | 29,2 | 48,3 | 15,4 | 1,1 |
Het (digitaal) informeren van de cliënt, voorafgaand aan de transactie, over alle kosten die gepaard gaan met een voorgenomen transactie. | 8,6 | 20,6 | 44,2 | 24,3 | 2,2 |
De KYC-verplichting om de ‘verliescapaciteit’ van een cliënt te bepalen. | 3,4 | 9,4 | 46,1 | 36,0 | 5,2 |
Tom Loonen is deeltijdhoogleraar aan de School of Business and Economics, Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij werkzaam bij InsingerGIlissen Bankiers N.V.