De institutionele en de retailwereld groeien langzaam, maar gestaag naar elkaar toe. Hoewel de cultuurverschillen stevig zijn, is er veel van elkaar te leren en zal er uiteindelijk één professionele wereld ontstaan. Een gesprek met ervaringsdeskundige Rico Fasel. Hij ging van bank naar pensioenbelegger.
Er zijn niet veel mensen zoals Rico Fasel. Na een loopbaan van bijna 17 jaar bij ABN Amro, waarin hij laatstelijk leiding gaf aan de afdeling beleggingsadvies en execution only, stapte hij in 2018 over naar PGGM.
Het is ogenschijnlijk slechts één stap van de ene naar de aanpalende wereld van het professionele beleggen, maar in psychologisch opzicht is het een reuzenstap; het is korte versus lange termijn, dynamische versus statische asset allocatie, terwijl het commerciële hart bij de een sneller bonst dan bij de ander.
Fasel ging bij PGGM aan de slag als fiduciair manager, een functie die hij beschrijft als die van een ‘holistische adviseur, die verantwoordelijk is voor de beleggingsstrategie van de klant en voor het advies op het terrein van duurzaamheid’.
‘Dat is een mooie uitdaging,’ zegt Fasel. ‘Ik knoop de klant en onze dienstverlening intern aan elkaar. Mijn rol is om talrijke projecten te managen, die zich veelal parallel voltrekken. Daarbij heb ik een focus op aandelenstrategieën en infrastructurele beleggingen. Ik moet ervoor zorgen dat PGGM voor de klant de beste beleggingsmanager blijft. Ik probeer dat te doen door de sterke punten van institutioneel en retail te combineren.’
Stakeholdersmanagement
‘Daar komt veel stakeholdersmanagement bij kijken. Het gaat immers om het pensioenvermogen van tienduizenden deelnemers en daar beslist het pensioenfondsbestuur over. Daar kunnen behoorlijke dilemma’s in het spel zijn. Neem bijvoorbeeld impactbeleggen. Het gaat daarbij om maatschappelijk verantwoord beleggen versus rendement. Ik analyseer die dilemma’s en adviseer het bestuur daarover.’
Wat Fasel bij zijn overstap van de retail- naar de institutionele wereld als eerste opviel dat is de korte- versus de lange termijn. ‘Bij de banken is er sprake van voortdurende dynamiek. Dat is niet altijd even effectief op lange termijn. De pensioenbeleggers richten zich daarentegen vooral op lange termijnrendementen (5-15 jaar). Toen eind 2018 de koersen zwaar onderuitgingen, werd er wel onderzocht of men tot actie moest overgaan, maar vanuit het lange termijnperspectief was er geen reden tot zorg. Bij banken merk je op die momenten veel meer dynamiek bij klanten en medewerkers. De les daar is om ontwikkelingen rationeel te bekijken en rekening te houden met de emotie.’
Veel van elkaar te leren
Fasel vindt dat retail en institutioneel veel van elkaar kunnen leren. ‘Zo stellen pensioenbeleggers een jaarplan op en houden zich daar minutieus aan. De portefeuille wordt wel geherbalanceerd, maar omdat het allemaal maatwerk is zijn het doorgaans langlopende processen. Daar kan retail van leren: richt je op het lange termijn beleggingsplan en stuur deze alleen bij crisissituaties en sleutelmomenten in iemands leven bij.’
Daarnaast zijn banken bezig om zich net als de institutionele wereld meer te richten op de selectie van managers. ‘Vroeger werden portefeuilles van klanten op individuele basis ingericht met fondsen, nu richten ze zich steeds meer op structuren met externe managers. Dat wordt ingegeven door “search for yield” en de noodzakelijke kostenreductie. Dankzij schaalgrootte kun je als pensioenfonds voor je deelnemers lagere kosten en dus een beter pensioen bedingen. Banken nemen die aanpak nu over.’
Alternatieve beleggingen
Toch valt op dat institutionele beleggers verder zijn in hun beleggingsbeleid, zoals geldt voor hypotheken, private equity en infrastructuur. Deze alternatieve beleggingen dragen sterk bij aan hun totaalrendement en aan de diversificatie van hun portefeuilles. ‘Retailbeleggers maken daar veel minder gebruik van, wat niet in het belang van hun klanten is. Dat is jammer, want alternatives bieden veel kansen voor die partijen die durven en de kwaliteit ervoor in huis hebben.’
Tegelijkertijd ziet hij ontwikkelingen in de retailwereld waar pensioenfondsen van kunnen leren. Zo staan banken vol in de wind en moeten zij zich voortdurend aanpassen om hun positie te behouden. ‘Institutionele partijen zien zichzelf niet als een commerciële organisatie. Dat is begrijpelijk, maar gaat wel eens ten koste van de scherpte en van het verandervermogen.’
Bij de banken wordt de verandering gestuwd door de digitalisering en de gevolgen die dat voor de dienstverlening heeft. Bij pensioenfondsen gaat het vooral om het efficiënter maken van administratieve processen, maar ook om verbetering van de communicatie met de deelnemers.
The best of both worlds
Voor de langere termijn ziet Fasel institutioneel en retail sterk naar elkaar toegroeien. Daarbij zou iets kunnen ontstaan dat ‘the best of both worlds’ heeft. ‘Schaalgrootte is belangrijk en dat is een sterk punt van institutioneel, terwijl het sterke punt van banken is dat zij intensief contact hebben met hun klanten. Dat zou kunnen betekenen dat de beleggingsoplossingen meer richting institutioneel gaan en dat de connectie met klanten, en daarmee de service, meer richting retail beweegt. Kortom, institutionele kwaliteit, met de distributiebenadering van retail.’