Peter Praet, de hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank, maakt zich grote zorgen over de risico’s in de schaduwbanksector. Hij heeft geen idee wat er zal gebeuren in die niet-bancaire sector als er zich een ‘grote schok’ voordoet op de markten, zo gaf Praet dinsdag toe op een beleggersconferentie in Londen, georganiseerd door de Financial Times.
Voor de kredietcrisis had Praet - en met hem andere beleidsmakers, economen en toezichthouders met wie hij nu al een decennium in allerlei comités zit - een duidelijk beeld van de schulden en risico’s, zei hij. Nu heeft hij dat niet. ‘Ja, er was toen te veel vertrouwen in liquiditeit. Maar er was zicht op. Nu weet ik dat niet en dat vind ik verontrustend.’
De schaduwsector, die wordt gevormd door onder meer beleggingsfondsen, durfinvesteerders, kredietunies, hedgefunds en private-equityfirma’s, is minder transparant en slechter gereguleerd dan de banken. Uit cijfers van de European Systemic Risk Board (ESRB) blijkt dat de Europese niet-bancaire sector aan het einde van vorig jaar een omvang had van 42.300 miljard euro, grofweg 40 procent van het Europese financiële systeem. Daarvan was de eurozone goed voor 33.800 miljard euro.
Op zich is de omvang van de sector geen probleem, aldus Praet. Maar wel de mate van ‘leverage’ die in het huidige financiële systeem zit, de liquiditeitspositie van de verschillende spelers en vooral de verwevenheid van de schaduwbanksector met de gewone banken. Aan funding voor hun activiteiten betrekken laatstgenoemden er inmiddels 2200 miljard dollar.
Impact
Er is, zo stelde de Belgische centrale bankier, zoveel diversiteit in de beleggingsindustrie ontstaan, met allerlei nieuwe producten als ETF’s en derivaten op volatiliteitsgraadmeters, en ook nieuwe soorten tegenpartijen. Wat als hier liquiditeitsproblemen ontstaan en er een plotselinge behoefte is aan veel onderpand en dit overslaat op de zakenbankafdelingen? Wat voor impact gaat dit daarna hebben op de consumentenbanken?
Zo zijn obligatiefondsen de laatste jaren risicovoller gaan opereren, waarbij ze in toenemende mate gebruik maken van derivaten en het hergebruik van financieel onderpand. Tegelijkertijd hebben ze hun meest liquide posities - bankdeposito’s en overheidsleningen - gedeeltelijk afgebouwd. Het gevolg is dat ze minder buffers hebben om onvoorziene gebeurtenissen op te vangen, bijvoorbeeld de wanbetaling van klanten of tegenpartijen. De verwevenheid van de sector kan betekenen dat partijen als dominosteentjes om kunnen vallen.
‘Hoe snel verspreidt een crisis zich door het systeem?’ vroeg Praet zich in Londen af. Dat laatste is extreem belangrijk. Zaken als een rechtsgang of een welvaartseffect - wanneer mensen zich realiseren dat ze veel armer zijn dan ze hadden gedacht - zijn langzame processen. ‘Daar maak ik me niet druk om. Zaken die snel gaan baren me zorgen.’
Grondiger doorlichting
De zorgen van Praet zijn een reflectie van de enkele weken geleden door de ESRB gepubliceerde EU Shadow Banking Monitor. Daarin riep de zusterorganisatie van de ECB op tot een grondiger doorlichting van de sector: ‘Hoewel het schaduwbanksysteem het voordeel biedt van ruimere financieringsmogelijkheden voor de reële economie, kunnen er ook risico’s opdoemen en die kunnen in tijden van stress overslaan naar het bredere financiële systeem.’
Afgelopen voorjaar pleitte de inmiddels afgezwaaide ECB-directeur Vítor Constáncio ervoor dat Europa zijn macroprudentiële beleid zou uitbreiden naar de schaduwbanksector. Loan-to-valueratio’s (omvang van de lening in verhouding tot het onderpand) en anticyclische buffers om financiële schokken op te kunnen vangen, kunnen ook heel goed opgelegd worden aan niet-bancaire partijen.
Niet alle financiële crises zijn veroorzaakt door falende banken, stelde de ECB al in 2016. Ook niet-bancaire firma’s kunnen voor heel veel financiële stress zorgen. Denk maar aan de val van hedgefonds Long-Term Capital Management in 1998.