
Samen met Nyenrode-professor Willem Schramade ontwikkelde de Rotterdamse hoogleraar Dirk Schoenmaker een methodiek om de toekomstbestendigheid van bedrijven te meten. Aandeelhouders moeten volgens hem bedrijven meer confronteren met hun maatschappelijke impact.
Na jaren onderzoek en publicaties over langetermijnwaarde besloten Schoenmaker en Schramade, in samenwerking met consultancybedrijf Ftrprf, hun theorie in de praktijk te brengen. Gezamenlijk realiseerden zij de AEX Futureproof Index, een rangschikking van alle AEX-bedrijven op basis van hun toekomstbestendigheid.
Omdat het onderzoek onafhankelijk moest blijven, was er tijdens de totstandkoming geen contact met de AEX-bedrijven. Pas na de lancering van de rangschikking, die in februari op Euronext werd gepresenteerd, ging de deur open en was Schoenmaker welkom bij de Nederlandse beurszwaargewichten.
Sindsdien spreekt hij met raden van commissarissen en duurzaamheidscommissies over duurzaamheid en langetermijnwaarde. Met de overtuiging dat alleen bedrijven waarvan de maatschappelijke waarde zwaarder weegt dan de financiële, geschikt zijn voor langetermijninvesteringen.
De ranglijst is het resultaat van jarenlang onderzoek naar manieren om naast de financiële waarde van een bedrijf, ook de sociale en ecologische waarde te meten. Vierhonderd studenten onderzochten vervolgens met de door Schoenmaker, Schramade en Wander Marijnissen van Ftrprf ontwikkelde ‘futureproof ratio’ de jaar- en duurzaamheidsverslagen van 23 AEX-bedrijven om uit te rekenen welke bedrijven de maatschappij meer opleveren, dan ze die kosten.
IO: In hoeverre is het gelukt het duurzaamheidsdebat op gang te brengen?
‘We kregen veel reacties, waaronder een uitnodiging van een AEX-bedrijf om ons werk toe te lichten bij een duurzaamheidscommissie . We kregen initieel een half uurtje, maar het werd uiteindelijk een gesprek van anderhalf uur. Ook bij verschillende raden van commissarissen hebben we ons verhaal kunnen doen. Vooral omdat het onderzoek transparant de berekeningen achter de cijfers laat zien en niet verzandt in details. Het gaat om het bespreekbaar maken van de hoofdzaken.’
Was iederéén enthousiast?
‘De bedrijven die onderaan de ranglijst staan, reageerden minder enthousiast. Dat is niet verrassend. De lijst is echter niet bedoeld om te veroordelen, maar om de dialoog aan te gaan over de maatschappelijke bijdrage van een bedrijf. Hoewel ArcelorMittal onderaan de lijst staat, veronderstellen we niet dat de wereld zonder staal kan. Maar staal kan wel met een stuk minder fijnstof- en CO2-uitstoot geproduceerd worden, bewijzen Zweedse staalproducenten.´
Heeft de industrie daar niet al ESG-criteria voor?
‘De huidige ESG-criteria zijn ronduit waardeloos om het debat over duurzamer beleid te voeren. Vaak gaat het niet verder dan een afvinklijstje, dat bovendien gemakkelijk te vormen is naar de portefeuille. Dan blijft het al snel bij een debat over kwalitatieve argumenten. Door de integrale waarde van een bedrijf met cijfers weer te geven wordt het gesprek concreet. Dit geeft inzicht waar de verbeterpunten liggen. Met actief aandeelhouderschap kun je daarop aansturen.’
Is passief beleggen niet toereikend voor de uitdagingen van vandaag?
‘De financiële markten zijn volkomen losgekoppeld van de economische realiteit. Passieve beleggers veronderstellen dat de wereld er over enkele jaren goed voorstaat. Daar denk ik anders over. De futureproof ratio (integrale waarde afgezet tegen financiële waarde, red.) is een meetmiddel om aan te tonen dat bedrijven helemaal niet zo goed voorbereid zijn op de toekomst. Daarbij geloof ik in de kracht van kapitaalallocatie. Dat wordt nu onderbenut. Zet je kapitaal doelgericht in, dan kan een bedrijf zowel financieel rendement als maatschappelijke waarde leveren.’
‘Bij passief beleggen zit je vaak in alle aandelen, dus ook in bedrijven waar je liever niet in zit. Beleggers zullen meer fundamentele keuzes moeten maken. Door te kijken naar de integrale waarde, kies je voor de meest toekomstbestendige bedrijven. Dat zijn ondernemingen die het al goed doen of bereid zijn de juiste kant op te bewegen. Bedrijven die niet bereid zijn te investeren in de toekomst, sluit je uit. Je zal minder namen in de portefeuille hebben, maar alsnog kun je spreiden over honderden bedrijven in verschillende sectoren en regio’s.’
U bent bestuurslid bij PFZW. Hoe reageerde het pensioenfonds op deze methodiek?
‘Specifieke uitspraken over PFZW doe ik niet; het onderzoek heb ik als hoogleraar gedaan. De grote pensioenfondsen wereldwijd zien wél in dat beleggen op lange termijn bij toekomstbestendige bedrijven ligt. Ook in de VS, waar het sentiment zich tegen duurzaam beleggen heeft gekeerd. Pensioenfondsen begrijpen dat bedrijven die verder kijken dan alleen financieel rendement, op de lange termijn zowel financieel als maatschappelijk toekomstbestendiger zijn.’
‘Neem het voorbeeld van Heinz Kraft, dat in 2017 probeerde Unilever over te nemen met het oog op winstoptimalisatie. Het aandeel van Heinz Kraft presteert de afgelopen jaren slechter, omdat er te veel in de kosten is gesneden, terwijl Unilever het redelijk heeft gedaan.’
Duurzaamheidsfondsen blijven achter bij de brede index. Duurzaam beleggen kostte de afgelopen jaren rendement.
‘Beleggers moeten zich niet blindstaren op benchmarks. De fixatie op relatieve vergelijkingen leidt tot kortetermijnimpulsen en daar moeten we juist vanaf. Echt langetermijnbeleggen kan alleen met bedrijven die toekomstbestendig zijn. Groene investeringen zitten nu weliswaar in een laagconjunctuur, maar net als de economie kent ook duurzaamheid cycli. Die dip is tijdelijk, omdat de duurzaamheidsthema’s niet weggaan.’
Gerelateerde artikelen op Investment Officer:
- ESG versobert, maar gaat niet van tafel
- PFZW switcht naar actief beheer voor aandelen om transparantie