
Goedkope indextrackers blijven razend populair. Hoe gaan aanbieders van aandelenfondsen daarmee om? De beleggers van IBS Capital Allies zijn van mening dat ze moeten zorgen voor een sterke performance op lange termijn. ‘De vermogende particulier kijkt naar wat hij krijgt.’
Passief beleggen is in de loop der jaren steeds meer gaan lijken op actief beleggen, constateert portefeuillebeheerder Reinder Wietsma van IBS Capital Allies. ‘De top tien bedrijven in de S&P500 maakt ongeveer 40 procent van de marktkapitalisatie uit. Acht jaar geleden was dat nog 15 procent. Dat betekent dat je met een indexfonds bijvoorbeeld voor 7 procent in Apple zit en 6 procent in Microsoft.’
Wietsma en zijn collega David Simons van respectievelijk het Centive Fund en het SilverCross Global Small Cap Fund beleggen liever in bedrijven die nog veel groei voor de boeg hebben.
Simons: ‘Wij zoeken naar nieuwe parels.’ Bij het instappen hanteert de portefeuillebeheerder een marktkapitalisatie van maximaal 5 miljard euro. In de ruim tien jaar dat het fonds bestaat zijn sommige investeringen al zeker tien keer over de kop gegaan. ‘Let your profits run’, haalt Simons topbelegger Peter Lynch aan.
Beide fondsen hebben rond de dertig beursgenoteerde bedrijven uit de VS, Europa, Japan en Australië in portefeuille. Vorige nazomer werd Centive opgezet, om ook in grotere bedrijven te kunnen beleggen.
Denken in decennia
Een voorbeeld van zo’n sterke groeier in het SilverCross-fonds is het Amerikaanse Copart, een online veilinghuis dat vooral total loss-auto’s veilt, waarvan kopers de onderdelen gebruiken voor reparaties. Niet alleen is het bedrijf gestaag gegroeid, ook past het bij IBS’ strategie om te beleggen in bedrijven die ‘iets maatschappelijk betamelijks doen’, zoals Wietsma het verwoordt. Zo hoeven er immers minder nieuwe auto’s te worden geproduceerd. Simons: ‘De kern van het bedrijfsmodel draagt bij aan verduurzaming. Bijdragen aan oplossingen vinden wij belangrijker dan glanzende ESG-rapporten.’
Overigens beheren zij geen uitgesproken ESG-fondsen, benadrukken de beheerders. In de portefeuille van Centive zitten bijvoorbeeld ook verzekeraars en Europese defensiebedrijven. Als het maar sterke bedrijven zijn met producten of diensten die altijd nodig blijven en daarmee ‘inherent gezonder’ zijn dan bijvoorbeeld luchtvaart, olie- of autoproducenten. Zodat er ook op langere termijn aan is te verdienen.
Met het oog op continuïteit investeren beide fondsen bij voorkeur in solide bedrijven, waarin de oprichters (families) nog actief zijn of het management een beloning krijgt die gerelateerd is aan het belang van aandeelhouders. Zo zit bij Copart nog altijd de oprichter in het bestuur, vertelt Simons. ‘De familie begon met één ‘junkyard’ en het bedrijf heeft nu een waarde van vijftig miljard dollar, waarvan de familie zelf 10 procent in handen heeft. ‘We denken in decennia, niet in kwartalen’, is hun devies.
Minder instroom
Participanten van de IBS-fondsen zijn veelal (ex-)ondernemers. ‘Vaak hebben zij meer feeling met een ondernemer die een paar duidelijke kernactiviteiten opbouwt dan een conglomeraat met een hiërarchische structuur’, aldus Wietsma. ’Zo hebben ze hun eigen onderneming ook geleid.’
Dat neemt niet weg dat het ook deze klantengroep uiteindelijk om rendement gaat. En hoewel het langetermijnrendement sterk is, viel het de laatste paar jaar wat tegen voor SilverCross (met een omvang circa 600 miljoen euro). De performance bleef licht achter bij de MSCI World Small Cap-index, terwijl de S&P500 duidelijk beter presteerde. Daardoor verminderde de netto-instroom.
Simons: ‘De eerste acht jaar bedroeg het rendement gemiddeld ongeveer 20 procent per jaar. De laatste jaren doen smallcaps het minder goed dan vooral de grote zeven techaandelen. En het kapitaal stroomt naar de fondsen waar het rendement het hoogst is, zo gaat dat.’ Centive presteerde in de zeven maanden van het bestaan beter dan de benchmark.
Trouwe klantengroep
Toch hebben de klanten van SilverCross niet voor een overstap gekozen naar brede indexfondsen. Volgens Simons is dat mede te danken aan de instapgrens van een ton voor een eerste belegging. Gemiddeld hebben klanten bovendien hooguit 5 tot 10 procent van hun belegd vermogen ondergebracht bij een van de fondsen. Dat zijn geen kleine particulieren die hun belegging straks moeten verzilveren voor hun pensioen.
Simons: ‘Zo bereiken we een groep die mentaal meer risico aankan en bewuste keuzes maakt voor de langere termijn. Stel dat we een laag instapbedrag hadden, onze producten pushten op allerlei platforms op basis van rendement op de korte termijn, dat zouden we onze participanten ook snel kwijtraken als het even tegenzit.’
Natuurlijk zorgt indexbeleggen voor enige concurrentie. ‘Het zou voor ons beter zijn als er geen ETF’s bestonden’, erkent Simons. ‘Maar als wij zorgen dat we 3 procent meer nettorendement leveren dan de index, is het goed. De vermogende particulier kijkt naar wat hij krijgt, en is ook minder gefocust op de kosten dan de institutionele belegger.’
AI als hulpmiddel
Kunnen die kosten nog omlaag door het gebruik van AI? Simons ziet het als een handig hulpmiddel, waarmee hij bijvoorbeeld in een ommezien de benodigde informatie uit lijvige jaarverslagen kan filteren of vergelijkingen kan maken, bijvoorbeeld tussen de beloningsstructuren bij verschillende ondernemingen. ‘Dit is echt nieuw, het is de laatste zes maanden in een stroomversnelling geraakt. En het scheelt veel tijd.’
Ziet IBS dat terug in de kosten? Niet direct, aldus de beheerders, er staan stijgende kosten van data en compliance tegenover. Bovendien leidt AI er vooral toe dat de professionals méér bronnen raadplegen. Wietsma: ‘Zo schuiven we als mens allemaal op in de waardeketen. De dienstverlening wordt daar alleen maar beter van.’
Dit is deel 2 van een serie over de veranderende klant- en verdienmodellen in de fondsenindustrie. Hoe gaan Nederlandse spelers om met de druk op actief beleggen en op de kosten van beleggingsfondsen?