‘Het Monti-effect in Italië zou wel eens zeer verrassend kunnen zijn. We denken niet dat het land failliet gaat of moet afschrijven op zijn staatspapier. Het staat er in de kern sterk voor.’
Dat zegt Klaus Blaabjerg, manager van het Sparinvest High Yield Value Bonds fund, in een gesprek met Fondsnieuws.
Rijkste particulieren
Hij wijst erop dat de particuliere sector er tot de rijkste van de G7-landen behoort. Verder is 80 procent van de huizen particulier eigendom, zijn de schulden gering zijn en is de reële productie veel hoger dan in andere Zuid-Europese landen.
Blaabjerg stelt dat in de afgelopen weken de rente op Italiaans schuldpapier tot om en nabij de 7 procent steeg en de spread voor bedrijfsobligaties dientengevolge ook sterk opliep. De yield voor hoogrentende Italiaanse bedrijfsobligaties (B tot B-) is nu meer dan 15 procent.
‘Italiaanse high yields zijn daarom op dit moment zeer interessant’, zegt Blaabjerg.
Eurozone
Hij heeft in zijn fonds een exposure naar Italiaanse bedrijfsobligaties van ruim 8 procent. Italië staat er volgens deze belegger van de Deense cooperatieve asset manager Sparinvest veel beter voor Spanje, Portugal en Griekenland die beperkte productiecapaciteit hebben.
Sparinvest gaat ervan uit dat eurozone zal overleven. Om die reden heeft Blaabjerg een zeer substantieel deel van de portefeuille in Europese high yields belegd. Hij verwacht dat de spread komende twaalf tot achttien maanden sterk zal dalen en het effectieve rendement stijgt.’
Staartrisico’s
De eurozone zal niet failliet gaan, zodat wij nu uitsluitend nog “tail risks” zien’, zegt Blaabjerg. Die staartrisico’s raken ook Europese bedrijven.
Zo is de bereidheid van banken gering om kredieten te verlenen. Bedrijven zijn daardoor aangewezen op de kapitaalmarkt, maar bedrijven die hoogrentend papier moeten uitschrijven doen dat tot 15 procent.
Faillissementsrisico
‘Bedrijven die een korte looptijd hebben en een hoge leverage, lopen een groot risico. De markt is er allergisch voor, zodat de faillissementsquote onder deze bedrijven kan stijgen.’ Op dit moment is de default-ratio 2 procent wereldwijd.
Volgens de modellen waarvan Sparinvest gebruikt maakt, kan dat verdubbelen. ’ Maar met een spread van 10 procent wordt je voor dat risico ruimschoots gecompenseerd’, vindt Blaabjerg.
Het Sparinvest High Yield Value Bonds fund heeft tussen maart 2009 en maart 2011 een sterke outperformance behaald tegenover de Merill Lynch High Yield (euro hedged) index. Maar inmiddels blijft het fonds met een negatief rendement van -11,98 procent tegen 2,27 procent voor de index ruimschoots 14,25 procent achter.
Europees papier
Blaabjerg verklaart dat uit het feit dat hij, in tegenstelling tot de markt, de afgelopen periode een draai heeft gemaakt ten gunste van Europees bedrijfspapier.
‘Er is nu bijna 90 procent in Europa belegd, terwijl wij vorig jaar naar de VS nog een weging in de bedrijfsobligatieportefeuille hadden van meer dan 50 procent.’
Voorkeur voor gas en olie
Blaabjerg vindt Amerikaans papier duur en Europees gunstig gewaardeerd. Wel kijkt hij sterk naar de sector-allocatie. Hij mijdt consumentengoederen, zoals automerken en supermarkten. Daarentegen heeft hij een voorkeur voor energiebedrijven, zoals gas en olie.
Het fonds heeft belegd in het Noorse gasbedrijf Noreco, dat een yield heeft van 12,9 procent. Verder belegt hij in de Italiaanse Banca Intesa, het Australische Santos en het Italiaanse telecombedrijf Wind.
Volatiliteit
Belangen heeft het fonds vooral in Noorwegen, Nederland, Verenigd Koninkrijk en Italië. De volatiliteit ligt met 17,89 procent op driejaarsbasis ruim hoger dan de benchmark (11,89 procent). Op drie- en vijfjaarsbasis blijven de prestaties bij de index achter.
Volgens Blaabjerg komt dat door de slechte(re) prestaties van dit jaar. ‘Wij verwachten door onze focus op schuldpapier van ondergewaardeerde en onbekende bedrijven de index volgend jaar te outperformen’, zegt Blaabjerg.
Uitstroom
In augustus en september stroomde veel Europees geld uit het fonds, maar in Denemarken is inmiddels weer sprake van instroom. ‘Beleggers zien in bedrijfsobligaties thans een alternatief voor aandelen.’