Infrastructuur is niet immuun voor de huidige economische malaise, maar het is belangrijk om de macro-economische variabelen te isoleren voor elke belegging. ‘Sectoren of activaklassen analyseren volstaat niet: je moet elk actief analyseren om de macro-impact ervan te bepalen’.
Dat zegt Heiko Schupp (foto), beheerder van het infrastructuurfonds bij Columbia Threadneedle, in een gesprek met Investment Officer. Infrastructuur maakt deel uit van de zoektocht naar alternatieve beleggingen die niet gecorreleerd zijn met de traditionele activaklassen zoals aandelen en obligaties. ‘Wat interessant is aan infrastructuur, is dat zowat alle subsegmenten profiteren van hogere inflatie. Dat is een vrij zeldzame eigenschap als je dat afzet tegenover alle activaklassen.’
Hij wil vooral portefeuilles opbouwen die veerkrachtig en flexibel zijn in verschillende cycli. ‘Je presteert niet per se beter in een boomperiode, maar je kan wel beter overeind blijven in de neergang.’
Subsectoren
Heiko Schupp stelt dat de benadering van Columbia Threadneedle steeds gebaseerd is geweest op macro-economische assumpties en analyse. ‘We hebben sectorvoorkeuren en kijken naar hoe bestand deze sectoren zijn tegen de macro-economische variabelen. We willen goed presteren, ongeacht de volatiliteit van de markten.’
Een focus op sectoren is volgens hem ondergeschikt aan de macro-economische veerkrachtigheid van de activa. ‘Duurzaamheid is voor ons hét bepalende element geweest, van in het begin. Het is nu heel populair, maar als een actief niet duurzaam is, kunnen we er onmogelijk in beleggen.’
Dat maakt meteen een bruggetje naar duurzame infrastructuurklassen zoals waterkracht en andere beleggingen in de hernieuwbare-energiesector, waarin hij ook investeert. ‘Capexinvesteringen zijn een belangrijke driver voor infrastructuurbeleggingen in de toekomst. Dat moet een focus zijn. We zorgen niet voor veel meerwaarde voor elkaar als we gewoon operationele activa aan elkaar verkopen. Er moet worden bijgebouwd, zoals wegen, bruggen en scholen.’
Regionaal kijkt Schupp vooral naar OESO-landen, met een focus op Europa. ‘We zijn niet zo tuk op wereldwijde beleggingen in dit segment omdat we daar geconfronteerd worden met fiscale uitdagingen. We houden het dus liever in deze regio, die we goed kennen.’
Algemene trend
Investment Officer vangt in gesprekken met asset owners en managers steeds vaker op dat private assets in de lift zitten als alternatief voor beursgenoteerde beleggingen. ‘In een vorig leven werkte ik voor een onderneming die genoteerde en niet-genoteerde producten had, en volgens mij is het probleem dat je niet echt de bèta kan uitsluiten van infrastructuurinvesteringen wanneer je het over beursgenoteerde beleggingen hebt.’
Infrastructuur kan volgens Heiko Schupp ook een manier zijn om decorrelerende activaklassen op te nemen in een gediversifieerde portefeuille.
Een 60/40 portefeuille wordt immers steeds meer in vraag gesteld omdat nominale overheidsobligaties geen perfecte hedge meer bieden tegen aandelenrisico.
De beheerder stelt dat de gemiddelde yield van een infrastructuur over een periode van tien jaar, tussen 2009 en 2019, steeds rond de 5 procent bedroeg. ‘Dat is een opmerkelijk stabiele yield. De uitdaging is wel dat niet alle beheerders die yield uitkeren. Als je een deel van je vastrentende beleggingen zou vervangen door een infrastructuurinvestering, dan zou je een mooie yield krijgen, maar moet je wel een structuur vinden die een incentive heeft om die yield uit te keren. Dat is een interessant uitdaging voor institutionele beleggers volgens mij,’ besluit hij.
Alex Araujo, beheerder bij M&G, brengt in een analysestuk nog een bijkomende nuance bij: een stijgende inflatie impliceert ook een stijgende rente. Die zal waarschijnlijk gevolgen hebben voor infrastructuuractiva, vanwege de stijgende rente waartegen de kasstromen worden verdisconteerd. Dit probleem beperkt zich echter niet tot infrastructuuractiva, maar heeft gevolgen voor de waardering van vrijwel alle ondernemingen. Hij vermeldt een voorbeeld. Sommige beleggers beschouwen nutsbedrijven - een belangrijk subsegment van infrastructuurbeleggingen – als zeer gevoelig voor renteschommelingen vanwege hun obligatieproxy-karakter (omdat zij regelmatig contante uitbetalingen doen zoals de rentecoupon op obligaties). ‘Maar in feite hebben nutsbedrijven het de afgelopen 20 jaar (bij uiteenlopende renteniveaus) beter gedaan dan de bredere aandelenmarkt. Dat komt volgens mij deels door de opeenvolgende forse dividenden die in de sector worden uitgekeerd, maar ook omdat men nutsbedrijven steeds meer beschouwt als de spil van de omschakeling naar hernieuwbare energie. Ook goed om weten is dat de reële (voor inflatie gecorrigeerde) rente nog steeds diep in het negatieve territorium zit. Sommige marktwaarnemers zeggen dat de centrale banken de reële rente waarschijnlijk zo lang mogelijk negatief zullen houden, omdat dit de schuldenlast van zowel de overheid als de particuliere sector helpt verlichten’, zo stelt hij.