‘Gatekeepers en eindbeleggers worden steeds kritischer op de performance van fondsen, waardoor ook wij een veel grotere nadruk leggen op de accountability van onze fondsen.’
Dat zegt Jan Straatman, global chief investment officer van ING Investment Management, in een gesprek met Fondsnieuws.
Straatman is eind 2008 overgekomen en houdt zich vooral bezig met de verbetering van de performance van de fondsen van ING IM.
Ter realisering van dat doel heeft hij een ondernemerscultuur geintroduceerd, waarin een zwaarder accent wordt gelegd op de prestaties van fondsmanagers en hun teams.
Daarvoor is een zogenoemde “diagnostic group” geinstalleerd, die een beta/alpha-analyse doet en kijkt waar risico wordt gelopen, zegt Straatman.
Performance
Volgens hem heeft deze aanpak succes. Wereldwijd deed van de fondsen van ING IM 77 procent het vóór aftrek van kosten beter dan de zelfgekozen index, voor Europa was dat 87 procent in 2010. Op driejaarsbasis presteerde 65 procent beter.
Volgens Straatman is dat een aanzienlijke verbetering ten opzichte van drie jaar geleden.
Overigens zijn de bovenstaande cijfers wel gebaseerd op het totaal beheerde vermogen van ING IM. Daarbij doen de vlaggenschepen, zoals het ING Global Opportunities Fund van de inmiddels vertrokken Tycho van Wijk, het gemiddeld fors beter dan de kleinere fondsen.
Straatman zegt dat de “diagnostic group” twee keer per jaar de fondsen met lijvige rapporten doorlicht. ‘Daarbij kijken we vooral ook waar de alpha vandaan komt. Als blijkt dat de pure alpha afneemt, dan gaan we een gesprek aan met het team en kijken we waar de problemen zijn.’
Risicobudget
‘Als deze niet goed te verklaren is, dan proberen we een draai te maken door het risicobudget te verlagen. Als dat ook geen positief effect heeft, dan grijpen we in. Bij kleinere teams is dat overigens gemakkelijker dan bij grote teams.’
Het terugbrengen van het risicobudget komt neer op het verminderen van de tracking error, die veelal een maximum heeft van 500 tot 600 basispunten.
‘Door het risicobudget terug te brengen, kun je het bloeden stoppen. Als dat gelukt is en je hebt het proces onder controle, dan kan een team of een fondsmanager zich weer richten op alpha’, zegt Straatman.
Drawdown
Soms komt het volgens Straatman voor dat een team een hoge convictie heeft en bijkoopt. Dat kan gebeuren op een moment van tussentijdse volatiliteit. Dan houden we scherp de vinger aan de pols en bepalen we wat de maximale “drawdown” mag zijn.’
Als de credit spreads laag zijn, evenals de volatiliteit, dan is het moeilijk voor managers om outperformance te halen, stelt Straatman. Maar hij blijft overtuigd dat een actieve manager wel degelijk toegevoegde waarde heeft ten opzichte van passief.
‘Studies wijzen uit dat het vooral erom gaat dat je de 15 procent van slechtste fondsmanagers vermijdt dan dat je de index repliceert.’
Skills manager
Outperformance op een langere termijn is vooral een kwestie van de skills van een manager, zegt Straatman. Volgens hem zijn die skills niet een kwestie van markttiming.
‘Nee, outperformance realiseer je vooral door je vermogen de juiste ondernemingen te selecteren, meer nog dan een juiste dynamische asset allocatie te doen.’
Straatman streeft daarbij naar een multi-boetiekstructuur, die beleggingsteams veel bewegingsvrijheid geeft, maar dat een sterk centraal risicobeheersysteem kent en de nadruk legt op het rekenschap geven over het gevoerde beleid.’