Anders dan veel andere banken en vermogensbeheerders werkt Insinger de Beaufort al twintig jaar met beleggingsfondsen. De zoektocht naar een nieuw fonds begint met kijken naar de ‘consistency-score’.
Fondsnieuws vraagt banken ieder jaar om drie beleggingsfondsen die het volgens hen goed gaan doen dat jaar. Daarbij valt op dat Insinger de Beaufort vaak andere fondsen noemt dan de anderen. Voordat de First State-fondsen bij anderen op het schap kwamen, tipte Insinger de Beaufort ze bijvoorbeeld al.
Vorig jaar tipte hoofd discretionair beheer Marjolijn Breeuwer van Insinger het relatief onbekende Wellington US Equity Research-fonds. Dit fonds liet in 2013 met een rendement van zo’n 35 procent alle andere getipte fondsen achter zich.
‘Wij werken nog veel met fondsen die we lang geleden geselecteerd hebben, zegt Breeuwer hierover.’ Breeuwer selecteert al zestien jaar fondsen bij Insinger de Beaufort.
Hoewel Insinger onderdeel is van BNP Paribas, vaart Breeuwer niet blind op BNP Paribas FundQuest, de fondsselecteur van BNP Paribas. ‘Wij krijgen hun lijst wel en kijken daar goed naar, maar maken vervolgens onze eigen keuzes.’
Consistency-score
Om tot de selectie van een fonds voor in een beheerportefeuille te komen, gaat ze allereerst af op wat ze de ‘consistency-score’ noemt. ‘Door middel van een speciale tool die wij over de Morningstar Direct database leggen, kijken wij welke fondsen in een bepaalde peergroup structureel in het bovenste kwartiel eindigen.
‘We doen dat door naar blokken van drie-jaarsrendementen te kijken. Die blokken schuiven we steeds drie maanden op. De optelsom hiervan leidt tot een ranking die de basis vormt voor de consistency-score.’
Korte termijn-effecten
Breeuwer kijkt naar blokken van drie jaar om de korte termijn-effecten eruit te halen. ‘Een goed beleggingsidee heeft bovendien tijd nodig om tot volwassenheid te komen’, zegt ze.
Naar welke blokken ze precies kijkt, hangt uiteraard ook af van wanneer de manager begonnen is. ‘Als het hele team veranderd is, heeft het geen zin ver terug te kijken’.
‘Per peergroup levert dit over het algemeen een lijstje op van zo’n tien potentieel interessante fondsen. Op die fondsen doen we een verdergaande analyse, waarbij we onder meer kijken naar de alpha, de bèta, de sharpe ratio, bull & bear markt analyse, de volatiliteit, maar ook naar de fondsgrootte en het team.’
Voorkeur voor actief
Indexfondsen en trackers doen niet mee aan deze selectieronde. ‘Wij hebben echt een voorkeur voor actieve fondsen, omdat we geloven dat er managers zijn die alpha kunnen generen’, zegt Breeuwer.
‘Wij selecteren eigenlijk alleen trackers als we snel ergens in willen stappen, en nog niet het juiste fonds gevonden hebben of als we hele brede exposure zoeken. Maar meestal zoeken we juist heel specifieke exposure.
We komen daarom vaak uit bij boutique-managers, maar niet alleen, soms bijvoorbeeld ook bij Fidelity of JP Morgan.’
Actieve fondsen zijn meestal duurder dan passieve, beaamt ze, ‘maar wij screenen in eerste instantie op netto-outperformance en dat vooronderstelt dat gemaakte kosten goedgemaakt worden.’
‘We selecteren op regio en binnen iedere regio zoeken we vervolgens fondsen die elkaar aanvullen, zowel qua benchmark als que beleggingsstijl. Bij beheer gebruiken wij over het algemeen geen thema of sectorfondsen, omdat wij de managers in een bepaalde regio de vrijheid willen geven dit zelf in te vullen.’
Voor advies-cliënten zijn overigens wel landenfondsen als ook thema- en sectorfondsen voor handen. Voor advies- en execution-only-klanten wordt gewerkt met een lijst van 250 fondsen.
Advieslijst
Deze lijst bestaat uit de fondsen die geselecteerd zijn voor de beheerportefeuilles plus de fondsen die door BNPP Wealth Management zijn geselecteerd, voor zover deze in Nederland zijn geregistreerd.
Wordt vanuit advies een fonds uit dit universum actief naar voren geschoven als beleggingsidee, dan gebeurt dit volgens dezelfde procedure als bij beheer en wordt er dus eerst gekeken naar de consistency-score.
Niet elk fonds dat voor beheer wordt geselecteerd, wordt bezocht, ‘maar we hebben wel regelmatig manager visits en daarnaast ook veel conference calls met fondsmanagers’.
Herhaalbaarheid van succes
‘Het gaat ons om de herhaalbaarheid van succes’, zegt Breeuwer. Zei fondsselecteur Altis eerder tegen Fondsnieuws te gruwen van stijldrift, van Insinger de Beaufort hoeft een fonds niet helemaal stijlvast te zijn.
‘Als de kern van het succes een pragmatischere benadering is en dit succes heeft, vinden wij dat ook goed. Als we dat maar wel van te voren weten en niet voor verassingen komen te staan.’
Obligaties
Op obligatiegebied is Insinger de Beaufort ‘heel voorzichtig’. ‘Wij zien het obligatiegedeelte van de portefeuilles als het kapitaalbeschermende deel. Daar willen we dus niet te veel risico lopen.’
‘Op dit moment hebben we daarom geen high yield-fondsen of emerging market debt-fondsen in onze beheerportefeuilles opgenomen.’
Ook flexibele obligatiefondsen ontbreken. ‘Voor ons is het heel belangrijk te weten wat er precies onderliggend gebeurt. Een fonds met brede marges op dit punt, is lastig in te passen in een portefeuille. We kijken op dit moment vooral naar investment grade obligaties. ‘
Hedgefondsen
Insinger de Beaufort werkt ook met hedgefondsen. Omdat dit type fondsen echter vaak een beperkte liquiditeit heeft en ook vaak een hoge minimum inleg vereisten of soms reeds gesloten zijn, heeft Insinger zelf in het verleden een fonds van hedgefondsen opgezet.
‘Op deze manier kunnen we voor onze klanten toch een goede spreiding bewerkstelligen en een goede liquiditeit bieden,’ zegt Breeuwer.
Naast het fonds van hedgefondsen heeft Insinger ook een eigen vastgoed-hedgefonds en onder meer een aantal multi manager-fondsen, waaronder mixfondsen.
Deze laatste zijn vooral bedoeld voor execution only-beleggers of bijvoorbeeld voor beleggingsrekeningen van de kinderen van cliënten.
De modelportefeuilles van Insinger bevatten momenteel vier huisfondsen.