
Een geforceerde verkoop van illiquide beleggingen doet pijn. Het verdient de voorkeur om dit zoveel mogelijk te vermijden. In het belang van de klant en in sommige gevallen ook van de fiduciair manager.
Illiquide beleggingen blijven onverminderd populair bij pensioenfondsen. Waar komt deze interesse vandaan en hoe verstandig is het om hierin te beleggen? Vijf beleggingsexperts geven hun visie. Het resultaat is de drieluik ‘Jagen op de premie van illiquiditeit’. Het sluitstuk van deze drieluik plaatst liquiditeitsrisico in de context van de consolidatie in de pensioensector.
‘Pensioenfondsen die binnen een jaar of vijf verwachten te stoppen, moeten beseffen dat ze hun illiquide beleggingen niet zonder meer kunnen overdragen aan een andere uitvoerder’, waarschuwde Hedwig Peters, voorzitter van de Kring van Pensioenspecialisten, op het focuscongres van Pensioen Pro eerder dit jaar.
De stelling van Peters komt niet uit de lucht vallen. Aan het einde van het eerste kwartaal van 2019 stonden er nog 230 fondsen onder toezicht bij DNB. Vorig jaar waren dit nog 247 fondsen. Sinds 2005 daalt het aantal pensioenfondsen zonder uitzondering ieder kwartaal.
Bestaat de langetermijnhorizon nog?
Een veelgehoord argument voor de goede match tussen pensioenfondsen en illiquide beleggingen is de langetermijnhorizon, maar in hoeverre kunnen we daar nog van spreken met de ontwikkelingen in de sector in ons achterhoofd? ‘Dat is natuurlijk best lastig’, antwoordt Michel Iglesias del Sol (foto), hoofd Investment Strategy bij Kempen Capital Management. ‘Er zijn pensioenfondsen die niet weten of ze over 5 jaar nog bestaan. Maar in hoeverre laat je het beleggingsbeleid daardoor beïnvloeden? Als de consequentie is dat je geen optimaal beleid kunt voeren dan is dat natuurlijk niet in het belang van de deelnemers.’
De consolidatie in de sector voltrekt zich op verschillende manieren. Fondsen fuseren of stappen over naar een andere uitvoerder. In de eerste variant denkt Iglesias del Sol dat illiquide beleggingen niet perse een probleem geven: ‘Als een kleiner fonds bijvoorbeeld aansluit bij een groter fonds dan kunnen ze die illiquide beleggingen over het algemeen wel meenemen. Het kan natuurlijk wel dat het grotere fonds uiteindelijk zegt dat het niet past bij de strategie en beslist om het in de loop van de tijd uit te laten lopen.’
Liquide maken vermijden
Cees Harm van den Berg, senior investment consultant bij Willis Towers Watson, beaamt dit: ‘Het probleem bij illiquide beleggingen is dat geforceerd verkopen lastig is. Je moet dan een tegenpartij vinden die de participaties van je wil overnemen en dan kun je te maken krijgen met een forse afslag. In het geval van een fusie of overheveling proberen we liquide maken zoveel mogelijk te vermijden.’
In de regel lukt dat volgens Iglesias del Sol best goed: ‘Het beleid verschilt natuurlijk per Algemeen Pensioenfonds (APF), maar ik denk dat er hier in het algemeen ook vrij flexibel mee om wordt gegaan.’ Kempen is zelf ook fiduciair manager van een APF, Het Nederlandse pensioenfonds, en nemen illiquide beleggingen liever over dan dat er geforceerd verkocht moet worden.
Iglesias del Sol geeft hierbij aan dat er naast het belang van de klant ook een commercieel belang meespeelt: ‘Als je als APF tegen een nieuw pensioenfonds zegt dat ze pas welkom zijn als ze hun illiquide beleggingen, mogelijk tegen afbraakprijzen, verkopen, dan denk ik dat je jezelf daarmee wellicht buitenspel zet. Bovendien is het zo dat wanneer een pensioenfonds kiest voor een eigen kring dan is er natuurlijk een mogelijkheid om die beleggingen vast te houden.’