Binnenhof, Den Haag
i-9DRQK8S-M.jpg

Eén van de gevolgen van de aangekondigde vernieuwing van het pensioenstelsel is dat het beleggingsbeleid van pensioenfondsen vergaand aangepast zal moeten worden. Dat stelt consultant Chantal de Groot van Ortec Finance in reactie op de jongste kabinetsplannen.

Het kabinet heeft bij monde van minister Koolmees van Sociale Zaken in een brief aangekondigd dat men de komende maanden aan de slag wil met een ‘robuuster en persoonlijker pensioenstelsel’. Men wil de sterke elementen van het huidige stelsel, zoals de verplichte pensioenopbouw en de collecitiviteit in uitvoering en risicodelen, behouden. 

Maar wel wenst de regering dat de zogenoemde doorsneesystematiek op de schop gaat. Ook gaat men werken aan het toegankelijk maken van de wet verbeterde premieregeling en het zorgen voor maatwerk in het beleggingsbeleid. 

Over dat laatste zegt consultant Chantal de Groot van Ortec in een beschouwing dat het kabinet van mening is dat het beleggingsbeleid van fondsen in lijn moet zijn met de leeftijdssamenstelling en de risicohouding van de deelnemers.

 ‘Lifecyclepatroon’

Om dit te bereiken is het voornemen om vast te leggen dat pensioenuitvoerders beleggingsrisico’s nemen conform een ‘lifecyclepatroon’, wat doorgaans een beproefd concept is bij aanvullend pensioenbeleggen. Dit kan volgens Ortec worden bereikt door te werken met meerdere collectieve beleggingsmixen met verschillende risicoprofielen, in plaats van één collectieve beleggingsmix. Minister Koolmees geeft aan dat eventuele bestaande wettelijke belemmeringen om dit mogelijk te maken worden weggenomen.

Het afdwingen van leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid vraagt niet alleen het wegnemen van bestaande wettelijke belemmeringen. Het vraagt ook dat huidige pensioenvermogens worden ‘opgeknipt’ in meerdere collectieve of zelfs individuele pensioenpotjes. 

Generatiediscussie wordt zichtbaar 

De vraag hoe deze toedeling van het huidige vermogen te realiseren is, is een studie op zichzelf, meent Ortec Hierbij moet worden nagedacht over de verschillende horizonnen van de collectieven en de te hanteren disconteringsvoet. ‘Daarnaast moet worden onderzocht hoe er moet worden omgegaan met eventuele overschotten of (wellicht nog moeilijker) eventuele tekorten. De generatiediscussie over de verdeling van het beschikbare pensioenvermogen wordt hiermee heel zichtbaar en vraagt ook directe besluiten’, schrijft De Groot van Ortec. 

Eén van de grote kopzorgen is nu nog dat het afschaffen van een doorsneepremie met forse kosten gepaard zal gaan. Deze kosten hebben vooral betrekking op de lagere pensioenopbouw, die het gevolg is van de overstap van een doorsnee-opbouw naar een degressieve pensioenopbouw. Deze achteruitgang wordt veroorzaakt doordat bij de overstap op een degressieve opbouw er in het verleden te weinig pensioen is opgebouwd. 

 

Author(s)
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No