De laatste decennia zagen we de opkomst en integratie van alternatieve beleggingen in beleggingsportefeuilles, dit om efficiëntere combinaties van verschillende beleggingen te bekomen. Ze vallen buiten het traditionele kader van de klassieke combinatie van obligaties en aandelen. Investeringen zoals private bonds en - equity, samen met real estate, zijn er de meest gekende voorbeelden van. Ze worden beschouwd als relatief veilige beleggingen op langere termijn, zelfs in tijden van financiële onzekerheid. Met hun lage graad van correlatie met de klassieke activa worden ze aanbevolen als extra diversificatie in een asset allocatie.
In de Wall Street Journal sprak men daarnaast ook van “Passion Investments” (waaronder kunst, wijnen en juwelen) en een allocatie van 5 procent was nuttig, waardoor verschillende kunstfondsen werden opgericht om in kunst te kunnen diversifiëren.
1. Kunstwerken kopen zowel op de primaire als op de secundaire markt
1.a. Eerste learnings ter illustratie
Kunstwerken kunnen op verschillende manieren verhandeld worden: op de primaire markt (bv. van kunstenaar naar klant) of op de secundaire markt via een veilinghuis (van werken die reeds een koper hadden) of op de privémarkt via een individu, dealer of galerij, ieder met zijn voor - en nadelen.
Galerijen en veilingen met een gevestigde reputatie verminderen het financiële risico: daar vroegere verkopen van de kunstwerken een zekere basis van waardering vastlegden, krijgt de investering een grotere graad van voorspelbaarheid, maar uiteraard is er geen garantie. Er is ook de trackrecord aanwezig van het werk, waarvoor men de geschiedenis van de verkopen kan opvragen.
Een voorbeeld van aankoop en opbrengst over de laatste 5 jaar vindt men bij MyARTBROKER (dit ter illustratie, geen advies). Ze brengen bv. aankopers en verkopers samen rond hedendaagse blue-chip prints (afdrukken). Op hun platform ziet men onmiddellijk de grote dispersie in resultaten per kunstenaar. We geven er drie ter illustratie: Banksy met Laugh Now behaalde een 40% AAGR (average annual growth rate - gemiddelde jaarlijkse groei) op 5 jaar, Keith Haring met Pop Shop VI (complete set) 4 procent AAGR 5 jaar en tot slot Damien Hirst met H10 The Empresses (complete set) -5 procent AAGR 5 jaar. Resultaten die onmiddellijk de grote variëteit aantonen van de kunstwerken.
Wie geïnteresseerd is in deze markt kan gratis een account aanmaken en krijgt zo een overzicht van aangeboden werken met hun resultaat over de laatste 5 jaar. De aangehaalde voorbeelden doen me onmiddellijk denken aan de aandelenmarkt: er zijn winnaars en er zijn verliezers. Op voorhand moeilijk in te schatten. Besef ook dat deze resultaten de laatste jaren gebeurden in een periode van zeer lage rente. Het feit bv. dat de Knight Frank Luxury Art Investment Index in het vierde kwartaal van 2022 met 29 procent op jaarbasis steeg is er zeker een gevolg van.
1.b. Een scala aan kunst met zijn beperkingen
Eigen aan deze alternatieve beleggingen is hun illiquiditeit, waardoor we onmiddellijk geconfronteerd worden met de moeilijkheid van het berekenen van hun opbrengsten. Vooral het feit dat bepaalde aan- en verkooptransacties direct verbonden zijn aan de opbrengsten ervan beïnvloedt de waardering van een belegging in kunst. In de literatuur spreekt men van “endogene verbondenheid” van de verkopen.
Het feit dat kunstwerken verbonden zijn aan een specifieke kunstenaar maakt het meten van prestaties zeer moeilijk. Eén aandeel van een bedrijf is vergelijkbaar met het tweede en derde aandeel van dat bedrijf, waardoor ze inwisselbaar zijn. Kunstwerken zijn unieke stukken en niet inwisselbaar.
Binnen de categorie van alternatieve beleggingen vallen kunstwerken in de brede zin van het woord. Breed is een understatement en maakt de zaak nog complexer. We hebben eerst en vooral de verschillende stromingen in de kunst: van de Oude Meesters, Impressionisten, 18de eeuwse kunst, over Hedendaagse Kunst, zonder de meer recente Performance Kunst te vergeten.
Verder hebben we de well-known kunstveilingen zoals Sotheby’s en Christies’s met hun verschillende locaties als Londen en New York en om de zaak heel complex te maken hebben we het grote veld aan kunstenaars met een beperkt aantal topartiesten. Wanneer deze veilinghuizen behaalde prijzen publiceren, dan verwijzen die meestal naar topwerken en veel minder naar de diverse werken van mindere kwaliteit. Deze middenklasse-werken zijn veel meer onderhevig aan economische - en andere marktverstorende factoren en halen bij lange niet de verkoopsfrequentie van topwerken. En de galerijen hebben er ook belang bij om enkel werken aan te bieden die vlot verkocht worden en winst opleveren voor het veilinghuis.
1.c. Opbrengst en risico: op het eerste zicht aantrekkelijk
Een belangrijke reden voor aankoop van kunstwerken is hun behoud van waarde op lange termijn. De waardering van kunstwerken zou los staan van externe gebeurtenissen die de aandelen- en obligatiemarkt wel beïnvloeden en zouden zo de neiging hebben om continu te stijgen. Er wordt wel onmiddellijk bijvermeld dat het een illiquide belegging is waardoor een snelle verkoop niet steeds gegarandeerd is.
Berekeningen door CAIA (Chartered Alternative Investment Analysis) tonen voor de periode 1995 tot 2020 een jaarlijkse prijsappreciatie van 9 procent (value-weighted art indices), versus 9,5 procent voor de S&P500 (gebaseerd op herhaalde verkopen in die periode).
De hogervermelde Knight Frank Luxury Art Investment Index steeg met 6,7 procent in de periode Q4 2012 tot Q4 2022, terwijl de S&P500 in dezelfde periode met zomaar eventjes 14,9 procent steeg.
Een ander voorbeeld is Artprice. Dit is een Franse online kunstprijzendatabase die miljoenen kunstveilinggegevens van meer dan 800.000 kunstenaars uit verkopen sinds de jaren ’80 herbergt. Men lanceerde in 2018 de Artprice100 Index met een focus op blue-chip kunstenaars. Tussen 2000 en 2017 toonden ze een jaarlijks gemiddeld resultaat van 8,9 procent, terwijl de S&P500 minder dan de helft opbracht. Dit resultaat is deels te verklaren: de meting startte juist voor de dot-com bubble. Toeval of toch niet ?
Interpretatie is dus meer dan ooit aangewezen. We maken een uitwijding richting de periode van de recente lage rente en de #MeToo beweging. Zo steeg de AMR’s index (Art Market Research) van 100 vrouwelijke artiesten in de periode mei 2016 tot mei 2019 met 70 procent. De onderbezetting van vrouwelijke kunstenaars in een voornamelijk door mannen gestuurde groep van collectioneurs draagt wellicht bij tot deze cijfers. Ook de opkomst van jonge kunstenaars (geboren na 1980) steeg enorm.
Voor we dieper graven, geven we nu reeds een aantal aandachtspunten mee: de index neemt enkel de prijzen mee van verkochte werken (dus alleen een winnaarsmarkt en niet de volledige kunstmarkt) en de kosten verbonden aan aankoop, bewaring, transport en belastingen worden buiten beschouwing gelaten.
1.d. Vroeger wetenschappelijk onderzoek naar opbrengst en risico nuanceert echter
De econometristen worden in hun onderzoek naar de opbrengst van kunst geconfronteerd met een scala van problemen. We nemen er alvast één belangrijke uit, namelijk de samenstelling van het universum of steekproef.
Om de zaak voor de lezer te vergemakkelijken illustreren we de problematiek ervan met de aandelenmarkt: iedere belegger kent de universele index S&P500 en het fenomeen van de Nifty Fifty. Dit laatste is een informele aanduiding voor een groep van ongeveer vijftig large-cap aandelen op de NYSE (New York Stock Exchange) in de jaren 1960 en 1970 die algemeen werden beschouwd als solide buy-and-hold-groeiaandelen of blue chip-aandelen. Ze werden beschouwd als zeer stabiele bedrijven gebaseerd op hun winstgroei en kenden koers op winst verhoudingen van 50 of hoger.
De crash die volgde bewijst de complexiteit van het juiste universum (hier bv. qua marktkapitalisatie) en de correctheid van het meetresultaat over langere periodes. Dit fenomeen wordt in de statistiek “sampling bias” genoemd of een vertekening waarbij sommige leden van de onderzochte populatie een hogere of lagere kans hebben dan andere. Het gevolg is een vertekend langetermijnresultaat.
In het wetenschappelijk onderzoek van Korteweg, Kräussl en Vermijmeren, Does it pay to invest in Art (in de periode 1972 tot 2010) werd een universum van niet minder dan 20.538 verkochte schilderijen onderzocht. De samenstelling van een “Art Index” is geen evidente oefening daar de prijzen van de onderliggende werken niet op vaste tijdstippen worden geobserveerd maar enkel op het moment van de verkoop. Hier kwam duidelijk tot uiting dat schilderijen met hogere prijsstijgingen meer verhandeld werden dan de rest en zo hun prijzen verder de hoogte injaagden en de opbrengst van de gehele index fors vertekenden. Werken die niet verkocht werden in de onderzochte periode ondergingen toch mee de prijsstijging van de verkochte werken. Bijgevolg is de prijsstijging niet representatief voor de gehele markt ervan. Zo kan men in periodes met weinig handel hoge opbrengsten waarnemen terwijl de ganse markt daalt. Korteweg en Sorensen bouwden een econometrisch model (2013) met inbouw van deze herhaalde verkopen om een correctie uit te voeren op de samenstelling van de schilderijen-index. Ze observeerden 42.548 verkopen tussen 1972 en 2010 van 20.538 schilderijen.
Na hun selectie-correctie daalde de gemiddelde jaarlijkse opbrengst in hun index-onderzoek van 10 procent naar 6,5 procent per jaar en de Sharpe ratio (= gemiddelde opbrengst van de portefeuille min de risicovrije rente gedeeld door de standaardafwijking van de portefeuille) daalde van 0,24 naar 0,04. Niet alleen zijn de opbrengsten lager maar ook de risico’s hoger.
Studies door Mei en Moses bevestigen de hogere volatiliteit en lagere return: over een periode van 50 jaar zien ze een volatiliteit van 17,8 procent voor de MeiMosesRAll Art Index, in vergelijking met 17,2 voor de S&P500 index. In dezelfde periode lag de CAR (Compound Annual Return) op 9 procent voor de kunstindex versus 9,6 procent voor de aandelenmarkt.
Een ander onderzoek met de Arnet fine art index toont een resultaat van amper 2,5 procent (CAR) tussen 2008 en 2023. Een resultaat dat lager ligt dan dat van de S&P500, real estate en goud met respectievelijk 8,5 procent, 3,8 procent en 4,9 procent.
Recenter onderzoek door Deloitte en ArtTactic (2021) ziet kunst vooral als een waardebehoudende asset. Ze zien een sterke correlatie met goud: beeldende kunst 0,89 - Chinese 20ste eeuwse kunst 0,91. Vandaar dat ze spreken van waardebehoud eerder dan van een investeringsvehikel.
Vanuit een financieel perspectief is een puur passieve index investeringsstrategie in kunst minder aangewezen citeert het onderzoek. De ongezuiverde opbrengstcijfers kunnen door de passieve investeerder maar verdiend worden als die enkel een portefeuille koos van winnaars die in waarde stijgen in dezelfde mate als de schilderijen die naar de veiling komen.
2. De digitale wereld doet zijn intrede in de kunstwereld
2.a Corona doet galerijen sluiten maar geeft online veilingen een boost
Zoals alle andere sectoren, werd ook de kunstmarkt getroffen door Covid: galerijen moesten sluiten, kunstbeurzen en veilingen werden uitgesteld. Maar de pandemie bleek ook een katalysator voor een digitale transformatie in de kunstwereld, waarbij verkopen online gebeurden, virtuele beurzen en - verkopen werden georganiseerd. De opkomst van de digitale wereld bracht ook een horde van jonge kunstverzamelaars met zich mee, mensen die online participeren in veilingen. Deze jonge mensen willen investeren in werken die hun direct aanspreken maar het toont ook de evolutie van het veilen aan. Het model waarbij galerijen een jarenlange relatie opbouwden met de verzamelaar wordt stilaan achter ons gelaten om vervangen te worden door verkopen op afstand met het anonieme karakter van online aankopen.
Verder zien we dat de internationale kunstmarkt zich ook regionaal aan het verleggen is richting Azië. Ook hier zien we een markt die voortgestuwd wordt door jonge kopers, wellicht rijk geworden in de wereld van entertainment, gaming, fintech en cryptomunten.
Door de opkomst van het digitale in de kunstwereld kunnen we wel stellen dat de kunstmarkt transparanter geworden is de laatste jaren, dit geholpen door technologische aspecten zoals de blockchain en de geografische uitbreiding van het aanbod en aankoop.
Het digitale gedrag zal wellicht de markt verder blijven bepalen: niet alleen hoe kunstwerken worden gekocht en verkocht, maar ook de evolutie van de resultaten en risico’s van deze markt. Waar de galerijhouder optrad en optreedt als een soort arbiter of taste creëert de digitale wereld een soort copycat styles. Wie de digitale verkopen volgt ziet vandaag een dergelijk patroon optreden.
2.b Digitale kunst: een nieuw kunstmedium
De digitale kunst staat nog in haar kinderschoenen. Een voorbeeld bij uitstek is de NFT-markt (Non-Fungible Token), een manier om eigenaarschap te koppelen aan digitale objecten via een eigendomscertificaat, dat digitaal gecreëerd wordt en gekoppeld is aan een digitaal object (vb. een afbeelding) en geregistreerd wordt in een blockchain. De vereffening van een NFT gebeurt via een digitale munt (een cryptocurrency zoals bv. Bitcoin, Ethereum of Tether). De waardering van een NFT-kunstwerk zal dus niet alleen afhankelijk zijn van het digitale werk zelf maar ook van de onderliggende munt. De NFT-markt is nog vrij jong, vrij volatiel en nog niet te vergelijken met de klassieke kunstmarkt.
Een voorbeeld van een aansprekend NFT-kunstwerk is Bored Ape Yacht Club. Dit werk kende ooit een minimumprijs van 260.000 miljoen dollar maar is vandaag nog 80.000 dollar waard (bron: Anders Petterson van ArtTactic). De nieuwe technologie bracht de kunstenaar en zijn merk in contact met nieuwe aankopers maar er blijft de onzekerheid van het waardebehoud van deze NFT-werken. Deze technologische wereld blijft in volle evolutie en de aandacht verschuift richting waardecreatie en kunstenaarservaring.
Op welke manier deze technologie de waarde van de kunst als belegging zal bewaren en verbeteren op lange termijn valt af te wachten. Hoe dan ook omarmen de grote veilinghuizen zoals Sotheby’s en Christie’s deze digitale aanpak met betalingen in digitale munten en via online platforms zoals Opensea of Nifty Gateway.
2.C De lage rente nam ook de kunstwereld in haar greep
Het volume aan kunstverkopen verdubbelde tussen 2002 en 2013, grotendeels als gevolg van de lage rente en de opkomst van nieuwe wealth klanten (bv. in Azië). Wellicht werden ook hypes in het leven geroepen. Zo namen sommige beleggers leningen, niet om een tekort aan liquiditeit op te vangen, maar als een structurele manier om in kunst te investeren. Kredietlijnen werden geopend om kunstwerken aan te kopen, die meteen als pand dienden van de lening (met bv. een loan-to-value- waarde van 50 procent). Een randvoorwaarde bij dergelijke leningen is dat het kunstwerk bv. niet langer bij de koper kan gehangen worden. Het illustreert mee hoe een investering in kunst meer en meer losgekoppeld wordt van het eigenlijke bezit ervan.
Tot slot
De toekomst zal moeten uitwijzen hoe en met welke impact de lage rente, de digitale aanpak, de nieuwe wealth-klanten, enz. de kunstmarkt als belegging hebben beïnvloed. Realiseer u echter dat kunst een métier op zich is, met zijn specialisten, professionals, ervaringsdeskundigen en liefhebbers. Wie in zee wil gaan met kunst als belegging houdt dit best in het achterhoofd en wint advies in bij deze mensen. De beste aankoop is wellicht deze waar uw hart en verstand elkaar vinden en zoals bij iedere investering, waar spreiding meer dan ooit noodzakelijk is.