Een tracking error van niet meer dan 1,97 procent op jaarbasis in combinatie met een active share van meer dan 81 procent levert een outperformance (na kosten) op van tussen de 1 en 2 procent.
Dat huzarenstukje levert UBS Global Asset Management met zijn Global Quantitative Active Equity Strategy, een kwantitatief model waarmee de Zwitserse asset manager inmiddels bijna 8 miljard dollar beheert.
Toch is die combinatie tussen een beperkte tracking error (actief genomen risico) en een hoge active share (afwijking van de benchmark) niet voor de hand liggend.
Art Gresh, hoofd van het quantteam van UBS AM, legt het uit in een gesprek met Fondsnieuws.
Alphabronnen
‘We bouwen portfolio’s op basis van een gediversificeerd aanbod van alphabronnen die uiteenlopende, ongecorreleerde risico’s kennen terwijl we de active share hoog weten te houden. De alpha is sector specifiek en door gedisciplineerde portfolioconstructies toe te passen komen we tot onze portefeuilles.’
Het fondsmanagement denkt door de keuze in een aantal multi-factoren betere performance te boeken dan de benchmark, de MSCI World index, zoals sinds de lancering van dit fonds in 2008 ook bewezen wordt.
‘De belangrijkste factoren zijn multi-factoren als marktgedrag, waardering, winstgevendheid, groei en kapitaalbeslag. Op basis daarvan worden specifieke bronnen van rendement gezocht. Daarbij wordt vooral naar drivers van waardering en kapitaalbeslag gekeken. Op basis hiervan wordt het optimum gezocht en worden portefeuilles gecreëerd’, zegt Gresh.
Aandelenselectie
De aandelenselectie vindt bottom-up plaats, maar er worden op basis van het model een aantal actieve landen- en sectorallocaties gedaan. Daarbij zijn op dit moment de overwegingen tot iets meer dan 2 procent en zijn de onderwegingen ten opzichte van de MSCI World index, zoals bij voorbeeld Japan, meer dan 2,5 procent.
Die keuzes - 200 aandelen in de portefeuille tegen ruim 1600 in de index - zorgen volgens Gresh ervoor dat het dividendrendement licht hoger is dan de benchmark, de price to book-ratio iets lager, alsook de schuldratio in relatie tot de uitgezette aandelen.
‘Alpha’, zegt Gresh, ‘kan worden gegenereerd op basis van fundamentele, operationele- en gedrags-gerelateerde ontwikkelingen.’ Zo komt het fonds, sinds de lancering in 2008, tot een gemiddelde outperformance na kosten van 1,5 procent per jaar.
Op de vraag wanneer het fonds het moeilijk krijgt, zegt Gresh: ‘Als er sprake is van grote macro-gebeurtenissen. We voeren namelijk geen macro-strategie.’ Volgens hem presteert het fonds het beste bij een lichte volatiliteit.
Marktfactoren
Het fonds richt zich weliswaar op de langere termijn en heeft geen handelsstrategie, wat echter niet betekent dat er niet vele transacties worden gedaan. De ‘turnover is meer dan 100 procent. ‘We focussen op aandelenselectie, op basis van fundamentals, maar we kijken ook naar marktomstandigheden die voor ons aanleiding zijn tot aan- en verkoop van aandelen.’
Gresh wijst op marktfactoren waar op wordt ingespeeld. Zo zorgde eind 2007 ‘waarde’ voor outperformance, terwijl dat medio 2008 ‘kwaliteit’ was. Het quant-team van UBS probeert daar wel op in te spelen.
Volgens hem kan het fonds in de asset allocatie gebruikt worden als building block, maar ook vindt hij het niet vreemd als deze strategie volledig wordt ingezet om het aandelengedeelte in de portefeuille mee te doen.