Londen, parlement
i-NtTk4bH-L.jpg

Het Britse referendum over het EU-lidmaatschap kende niet alleen een verrassende uitslag, maar ook tal van bijeffecten die niemand had voorzien. Eén ervan is de daling van het Britse pond die voor de beursfondsen in de FTSE 100 een onvervalste ‘blessing in disguise’ is.

De FTSE 100 stond op 22 juni, de dag vóór het referendum, op 6261,19 punten. Inmiddels staat deze op 6724, een procentuele winst van bijna 10 procent. De bullmarkt houdt aan, hoewel het niveau van april 2015 nog niet is gehaald. Toen stond de FTSE 100 boven de 7000 punten.

Het sterke koersverloop sinds de Brexit-uitslag van het referendum, is niet het gevolg van optimisme onder aandeelhouders over deze keuze. Integendeel, het is juist de val van het Britse pond en de zorgen die de markten over ‘Brexit’ hebben dat de koers van deze hoofdgraadmeter steunt. 

FTSE 100: 80% van omzet buiten VK

Volgens Goldman Sachs halen de naar marktkapitalisatie gewogen grootste beursfondsen maar liefst 78 procent van hun omzet buiten het Verenigd Koninkrijk (VK). Een goedkopere pond houdt in dat hun diensten en producten aantrekkelijker worden voor klanten elders in de wereld.

Analisten hebben dan ook hun winstverwachtingen bijgesteld voor Britse multinationals. Volgens data van Bloomberg zijn deze voor de FTSE 100 met gemiddeld 4,5 procent verhoogd. Analist Nick Nelson van UBS ging begin juli nog verder. Hij zei dat men aanvankelijk uitging van een winstdaling voor de FTSE 100 van 5 procent in 2016, maar juist met de val van het pond komt de Zwitserse bank tot een tegenovergestelde visie: een stijging van de winst met 8 procent in zowel 2016 en 2017.

Analisten stellen winstverwachtingen bij

Hoe hoog de verwachtingen onder analisten wel niet zijn, maakte Barclays maandag duidelijk. De bank stelde het koersdoel voor het private equity bedrijf 3i nog maar eens naar boven bij - van 595 naar 680 pences - wat ogenblikkelijk tot een marktreactie leidde, terwijl het fonds al op het hoogste punt is aanbeland sinds 2008.

Sterk geprofiteerd van de daling van het pond hebben de in de FTSE opgenomen mijnbouwbedrijven, alsook andere ondernemingen die hun geld vooral in dollars verdienen, zoals British Americain Tobacco en GlaxoSmithKline.

Deze week weet de FTSE 100 zijn koersspurt voort te zetten, dankzij beter dan verwachte winstcijfers over het tweede kwartaal. Mijnbouwbedrijven en consumenten-dienstverlening boekten koerswinsten. maar nutsbedrijven en consumtengoederen bleven achter.

Bekijk hier de prestaties van de iShares Core FTSE 100 Ucits ETF

Contrair beeld van FTSE 250

Het beeld van de FTSE 100 verschilt overigens wel hemelsbreed van de FTSE 250, dat een bredere en betere afspiegeling is van de Britse economie. Hier gaat het overwegend om bedrijven die afhankelijk zijn van de economische (en politieke) ontwikkeling in Groot-Brittannië zelf. Volgens Goldman Sachs halen deze in de FTSE 250 opgenomen bedrijven bijna de helft van hun omzet uit deze thuismarkt.

Dat voor deze bedrijven winstbijstellingen te verwachten zijn, lijkt onvermijdelijk. Er is sprake van tanend producentenvertrouwen, terwijl ook de inkoopmanagersindex en de kredietaanvragen sterk zijn gedaald. Economen sluiten een recessie niet uit. De vrees hiervoor drukte vrijdag onmiddellijk retailers als Marks & Spencer in het rood, terwijl ook huizenbouwers als Berkeley Group het zwaar hebben.

Prognoses voor koers van het pond

Voor de ‘gewone’ man en voor het op Groot Brittannië gerichte bedrijfsleven is de koers van het pond van belang. Een zwakke of zelfs dalende valuta zal de kosten van levensonderhoud verhogen.

Premier Nicola Sturgeon van Schotland, het land dat in de EU wil blijven, vreest dat de levenstandaard zal dalen door verlies van banen en investeringen. Bovendien ziet ze de Britse regering in Westminster als een potentieel gevaar. Zij zou tot een ‘race to the bottom’ kunnen overgaan om het internationale bedrijfsleven voor het land te behouden. Maar van een dergelijke verdergaande deregulering en liberalisering zouden werknemers volgens haar het slachtoffer kunnen zijn. 

Valutaspecialist Steven Saywell van BNP Paribas is er ook niet gerust op. Hij denkt dat het pond voor het einde van het derde kwartaal 1,28 dollar noteert, tegen 1,55 dollar in dezelfde periode een jaar eerder. Axa Investment Managers houdt zelfs rekening met een koers van 1,20 tot 1,25 dollar.

Op 6 november 2007, toen de eerste barsten in het wereldwijde turbo-kapitalisme zichtbaar werden, bereikte het pond tegenover de dollar nog een hoogtepunt van 2,08573 dollar.

Woensdag noteerde het pond 1,3116 dollar, geholpen door het verrassende bericht dat de economische groei in het koninkrijk in het tweede kwartaal 0,6 procent bedroeg, tegen 0,4 procent in de eerste drie maanden. Maar volgende week, als de Bank of England bijeen komt, wordt rekening gehouden met een rentedaling. Dat zou het pond verder onder druk kunnen zetten.

Volgens Saywell was Groot-Brittannië tot dusver goed in staat zijn tekort op de lopende rekening te financieren, dankzij instroom van buitenlandse directe investeringen en kapitaal - onder meer van fondsbeleggers.

Een zwakke pond heeft voordelen, het stuwt de export waarmee de zwakkere binnenlandse vraag gecompenseerd kan worden. Door een hogere export kan het Britse handelstekort ‘gesloten’ worden. Dat zou voor het eerst zijn sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw.

 

Author(s)
Categories
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No