Het einde van de groeicyclus is in zicht en veel beleggers willen hierop voorsorteren. Infrastructuur biedt een veilige haven, maar niet elke activiteit is even ‘recessieproof’, stelt Nick Langley, infra-expert bij Legg Mason. ‘Vanwege de stabiele inkomsten hebben wij een voorkeur voor gereguleerde activa als gas-, water,- en elektriciteitsnetwerken.’
Infrastructuur omvat een diversiteit aan bedrijven en subsectoren, van havens en tolwegen tot riolen en waterzuivering. ‘Wij onderscheiden grofweg twee smaken: regulated assets en user pay assets’, stelt Langley, beheerder van het Legg Mason Rare Infrastructure Value Fund, in een gesprek met Investment Officer.
Bedrijven die tegen een recessie kunnen
De eerste groep bestaat uit meer traditionele nutsbedrijven zoals de uitbaters van netwerken in bijvoorbeeld de water- of energievoorziening, waarbij de economische groei minder belangrijk is voor de inkomsten. Bij deze nutsbedrijven reguleert een toezichthouder de tarieven. Deze moeten wel hoog genoeg zijn om de continuïteit van het bedrijf veilig te stellen. ‘Dat leidt tot een stabiele inkomstenstroom. Het zijn geweldige bedrijven om gedurende een recessie in portefeuille te hebben’, aldus Langley.
De tweede groep wordt gevormd door luchthavens, snelwegen, havens en spoorwegen. Deze bedrijven zijn afhankelijker van economische groei: als er minder gebruikers zijn, dan zijn er minder inkomsten. ‘Doorgaans doen deze bedrijven het goed als de economie in de lift zit en slechter als de economische groei afremt’, aldus Langley.
Inspelen op de conjunctuur
Het infrastructuurfonds anticipeert inmiddels op het einde van de groeicyclus door de weging van regulated assets in de portefeuille op te voeren. Langley: ‘Op dit moment zit 60 procent van de portefeuille in deze gereguleerde nutsbedrijven, 40 procent in groei-gerelateerde infrastructuur. Dit jaar zullen we het aandeel van die nutsbedrijven met 10 tot 15 procentpunt verhogen. Een dergelijke stap hebben we eerder gezet bij de eurocrisis in 2011 en de kredietcrisis in 2008/2009.’
De timing van een dergelijke rotatie blijf lastig, erkent Langley. Het voorspellen van de start van een nieuwe conjunctuurfase is moeilijk, maar dat weerhoudt beleggers er niet van om hierop wel te willen anticiperen. Volgens de infrastructuurbelegger wijzen nu steeds meer indicatoren op de start van het einde van de groeicyclus en uiteindelijk een recessie. ‘We zien dat vooral aan de productiecijfers, aan data zoals PMI-indices maar ook aan de cijfers van bedrijven die we volgen. Alarmbellen gaan er nog niet af, de economie groeit nog boven het langetermijngemiddelde, maar die groei neemt wel af.’
Beursgenoteerd
Infrastructuur is een populaire beleggingssector bij institutionele beleggers, met name bij pensioenfondsen. Langley: Een belangrijk voordeel is dat deze beleggingen een natuurlijke hedge bieden tegen inflatie. Veel bedrijven kunnen hun prijzen elk jaar met inflatie verhogen.’ Een ander voordeel is de relatief lage correlatie met andere beleggingscategorieën vanwege het specifieke businessmodel waarbij activa de inkomstenbron vormen, stelt Langley.
Behalve het verschil tussen ‘regulated assets’ en ‘user pay assets’ is er nog een andere tweedeling in de sector: beursgenoteerde infrastructuur en bedrijven zonder notering. Beide hebben voor- en nadelen, al ontlopen de rendementen elkaar op langere termijn niet veel, meent Langley, wiens fonds enkel in beursgenoteerde activa belegt.
Bij beursgenoteerde infrastructuur moeten beleggers rekening houden met beursvolatiliteit en -sentiment. ‘De upside is dat de aandelen liquide zijn en inmiddels veelal goedkoper dan beleggingen buiten de beurs.’
Dat laatste hangt volgens Langley samen met de enorme hoeveelheid geld die er naar niet-beursgenoteerde infrastructuur vloeit. ‘Veel vraag tegenover weinig aanbod drijft daar de prijzen op. Inmiddels staat er 150 miljard dollar aan gecommitteerd geld van beleggers in de wachtrij. De premie die beleggers voor illiquiditeit in deze markten kregen is inmiddels weggeconcurreerd.’ Langley wijst er op dat de wereldwijde marktomvang van beursgenoteerd twee keer zo groot is dan de niet-beursgenoteerde markt, met voor de laatste zo’n 1000 miljard dollar per jaar aan investeringen.