Voor de constructie van de lifecycles, en daarmee het beleggingsbeleid, in het nieuwe pensioencontract hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden te worden. De risicohouding en de financiële afhankelijkheid van de individuele deelnemer blijven het uitgangspunt.
Dit zegt Gosse Alserda (foto), investment strategist bij TKP Investments, in een gesprek met redacteur Yvonne Schreuder. Dit gesprek vond plaats in het kader van de “Checklist voor het pensioenakkoord”, een serie podcasts van Fondsnieuws Institutioneel. Hierin wordt gesproken met strategen en risk managers over belangrijke veranderingen op het gebied van de beleggingen.
‘In tegenstelling tot wat we doen in een defined benefit-regeling, passen we in een defined contribution-regeling meer een bottom-up-approach toe. Ik denk dat we in het nieuwe contract ook die kant opgaan. Hiermee bedoel ik dat we vanuit de positie van de deelnemer redeneren en vanuit daar naar een beleggingsportefeuille toe werken die bij hem of haar past.’
In de praktijk komt dat erop neer dat het gewicht zakelijke waarden afhangt van de leeftijd van de deelnemer, legt Alserda uit, die voor zijn promotieonderzoek veel onderzoek deed naar lifecyclebeleggingen. ‘Een jonge deelnemer heeft nog maar relatief weinig premie ingelegd, waardoor het beleggingsrendement nog slechts een beperkte impact heeft op het uiteindelijke pensioen. De toekomstige premies zullen immers voor demping zorgen. Voor oudere deelnemers is dit anders. Zij zijn veel afhankelijker van beleggingsrendementen.’
Samen met de financiële afhankelijkheid vormt de risicohouding het startpunt voor het beleggingsbeleid. De risicohouding is erg belangrijk, benadrukt Alserda. ‘Als deze niet goed aansluit bij het beleggingsbeleid gaat er veel waarde verloren voor deelnemers. Hier heb ik ook in mijn promotieonderzoek naar gekeken.’
Verschillen
Verschillen zijn er uiteraard ook. Alserda stipt de vier belangrijkste verschillen aan tussen de lifecycles voor het nieuwe contract en huidige individuele defined contribution regelingen.
‘De leenrestrictie vervalt en dit betekent dat deelnemers meer dan 100 procent kunnen beleggen in bijvoorbeeld aandelen. Vanuit de academische literatuur zie je dat dit veel waarde kan toevoegen voor jonge deelnemers. Dit is dus zeker een aspect dat je wilt meenemen als je een lifecycle ontwerpt.’
Alserda vervolgt: ‘In het nieuwe contract is er meer flexibiliteit ten aanzien van de beleggingsmogelijkheden. Dit komt doordat losse beleggingen niet toegewezen hoeven te worden aan individuele deelnemers. Deelnemers hebben daarnaast geen keuzemogelijkheden. Deze combinatie maakt het mogelijk om meer te beleggen in illiquide of alternatieve beleggingscategorieën.’
In het nieuwe contract is er sprake van een vaste premie en niet langer van een oplopende premie die kenmerkend is voor de huidige DC-regelingen. ‘Er worden dus meer premies naar het begin van de carrière verschoven, waarmee het beleggingsrisico ook meer naar voren wordt geschoven. Voor deelnemers kan dat betekenen dat ze minder risico willen nemen aan het begin van hun carrière of eerder willen beginnen met het afbouwen van risico.’
Hoewel er nog veel onduidelijk is over de solidariteitsreserve, vormt dit waarschijnlijkhet vierde verschil. ‘Ik kan me goed voorstellen dat als een pensioenfonds een solidariteitsreserve kan aanspreken om pech-generaties te compenseren of om schokken tijdens pensionering te dempen, er misschien iets meer risico kan worden genomen in de lifecycles. De staartrisico’s worden dan immers gedeeltelijk afgedekt’, aldus Alserda.
Som der delen
Het collectieve beleggingsbeleid is uiteindelijk de som der delen, waarbij het belangrijk is om op twee dingen te letten. ‘Enerzijds moet de daadwerkelijke renteafdekking goed aansluiten bij het beleid en de berekening van de renteafdekking voor de verschillende deelnemers. Dit om te voorkomen dat er teveel basisrisico overblijft, dat dan via het overrendement alsnog weer verdeeld wordt over de andere deelnemers.’
Anderzijds draait het voor de overrendementportefeuille volgens Alserda om een zo efficiënt mogelijke inrichting. ‘Dit komt neer op ruime diversificatie en een focus op het realiseren van een zo hoog mogelijke Sharpe ratio’, besluit hij.