1_1.jpg

Wat decennia lang een nadeel bleek voor de Luxemburgse fondsenindustrie, wordt nu stilaan een voordeel: Luxemburgse beleggingsvennootschappen kunnen het dubbelbelastingverdrag met onder meer België inroepen. Dit laat onder meer toe om een teruggave van de Belgische voorheffing op Belgische dividenden te vragen, alsook teruggave van de Belgische taks op ICB’s.

Aanvankelijk was de sterkte van de Belgische BEVEK dat die wel het dubbelbelastingverdrag kan inroepen, wegens de theoretische onderwerping aan de Belgische vennootschapsbelasting en de Luxemburgse SICAV niet. Daarin is de laatste tijd verandering gekomen op basis van rechtspraak.

Dit werd onlangs nog eens bevestigd in vier arresten van het Hof van Beroep te Brussel van 25 april 2023. Dit is een belangrijke overwinning in het voordeel van de Luxemburgse SICAV’s, zowel fondsen met een paspoort als alternatieve fondsen zonder paspoort, waaronder SICAV-SIFes, SICAV-RAIF’s, SICAR, enz.

Een Luxemburgse SICAV is een verblijfhouder van Luxemburg, die gerechtigd is om het DBV tussen België en Luxemburg in te roepen. Om het DBV te kunnen inroepen, dient men een fiscaal inwoner te zijn van één van de twee landen, dat wil zeggen onderworpen aan belastingen van dat land. Dat een Luxemburgse SICAV ook fiscaal inwoner van Luxemburg is, wegens zijn (beperkte) onderwerping aan Luxemburgse inkomstenbelastingen (bronbelasting), werd impliciet bevestigd in het arrest van de Nederlandstalige Kamer van het Hof van Cassatie op 22 april 2022. Ook recent werd dit uitdrukkelijk benadrukt in de vier arresten van het Hof van Beroep te Brussel van 25 april 2023.

Recht op vermindering van bronheffing in de bronstaat

Hierdoor kunnen Luxemburgse beleggingsvennootschappen op basis van het dubbelbelastingverdrag ook de toepassing vragen van verminderde roerende voorheffing op dividenden van Belgische oorsprong, die zij ontvangen of eerder ontvangen hebben. Indien een Belgische roerende voorheffing van 30 procent ingehouden werd, dan kan die op basis van het verdrag verminderd worden tot 15 procent. Dit verschil kan teruggevraagd worden voor de laatste vijf jaar. Dat wil zeggen dat terugvorderingen van de Belgische roerende voorheffing die dit kalenderjaar 2023 nog worden ingesteld, in principe kunnen teruggaan tot en met kalenderjaar 2019.

Terugvordering van Belgische taks op ICB’s

Het Belgisch-Luxemburgs verdrag voorziet ook een regeling ter vermijding van dubbele vermogensbelasting. Luxemburgse SICAV’s betalen in praktijk Belgische taks op ICB’s in de mate dat hun aandelen in België verhandeld worden. Deze taks wordt berekend  op het totaal van de in België, op 31 december van het voorafgaande jaar, netto uitstaande bedragen.

De Franstalige kamer van het Hof van Cassatie heeft op 25 maart 2022 gesteld dat de ICB-taks geen vermogensbelasting uitmaakt.  Een maand later, op 22 april 2022, heeft de Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie bevestigd dat deze ICB taks wel een vermogensbelasting is. Maar dat een gebrekkige formulering van het Belgisch-Luxemburgs dubbelbelastingverdrag verhindert om dat verdrag effectief in te roepen tegen deze belasting.

Het Hof van Beroep te Brussel heeft in zijn vier recente arresten van 25 april 2023 brandhout gemaakt van deze stellingen van het Hof van Cassatie. Het Hof weerlegd ook duidelijk de argumenten van de Franse kamer van het Hof van Cassatie, dat het hier niet om een vermogensbelasting zou gaan.

Het Hof van Beroep komt aldus tot de conclusie dat het dubbelbelastingverdrag België-Luxemburg kan worden toegepast op deze ICB-taks en dat enkel Luxemburg bevoegd is voor het heffen van deze vermogensbelasting. België moet een vrijstelling verlenen, hetgeen het niet deed.

Luxemburgse SICAV’s die deze Belgische ICB-taks betaald hebben kunnen deze nog terugvorderen. De termijn daarvoor is wel opmerkelijk korter dan die voor de terugvordering van roerende voorheffing, namelijk twee jaar vanaf betaling van de taks.

Specifieke controles

Vele Luxemburgse fondsen, al dan niet gecommercialiseerd onder een tak-23 beleggingsverzekering,  hebben dit jaar op initiatief van de Belgische fiscus vragen gekregen over de toepassing van deze Belgische ICB-taks. Wellicht handelt de fiscus wat te voortvarend op basis van de twee cassatiearresten van 2022.

De recente arresten van het Hof van Beroep zijn in dat opzicht zeer welkom en geven weer meer hoop op een positieve uitkomst voor het fonds. Luxemburgse fondsen kunnen dus degelijk weerwerk bieden tegen de betaling van de Belgische ICB taks.

Voorziening in cassatie?

De termijn om cassatie aan te tekenen tegen de arresten van 25 april 2023 verstrijkt pas tegen begin december 2023. Tot nu toe is nog niet geweten of de Belgische Staat in cassatie zal gaan. In elk geval bevinden de Luxemburgse SICAV’s zich terug in ‘pole position’ om uiteindelijk hun slag thuis te kunnen halen.

Dirk Coveliers is advocaat en Investment Officer kennisexpert.

Author(s)
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Column
FD Article
No