De categorie private equity staat voor grote uitdagingen, wat het rendement meer dan ooit doet achterblijven op beursgenoteerde aandelen. Daarom als vraag van de maand aan ons Marktpraat-panel: Moeten beleggers strenger zijn voor onderpresterende private-equitymanagers?
Sophie Manigart, professor in entrepreneurial finance aan de Vlerick Business School:
‘Dit is een belangrijke vraag, want in geen enkele andere asset class waarin je kunt beleggen is het verschil tussen de best en de slechtst presterende managers groter dan in private equity. De verschillen tussen het topkwartiel fondsen en het laagste kwartiel fondsen kunnen enkele tientallen procenten per jaar bedragen. De juiste managers – of General Partners (GP’s) – selecteren is in deze activaklasse daarom nog belangrijker dan in de andere.’
‘Onderzoek heeft bovendien uitgewezen dat rendementen ‘persistent’ zijn, oftewel dat de fondsen van de best presterende GP’s een grotere kans hebben om in de toekomst ook tot de best presterende te horen en vice versa. Dat is niet het geval bij beheerders van andere activaklassen. Dit komt omdat goed presterende GP’s de beste opportuniteiten kunnen selecteren en omdat ze meer waarde kunnen toevoegen aan de ondernemingen in hun portefeuilles. Niet elke GP heeft die skills in dezelfde mate.’
‘Maar statistiek verbergt natuurlijk een deel van de realiteit. Grondige due diligence op de LP’s (Limited Partners) is ook nodig. Waarom presteren de beste LP’s zo goed? Was het wellicht gewoon ‘geluk’ en werd het resultaat volledig gedreven door één sterparticipatie? Evenzeer kunnen de huidige resultaten van minder performante LP’s een gevolg zijn van marktevoluties die voor hen niet meezaten en kunnen ze sterker gewapend zijn om in de toekomst betere prestaties neer te zetten.’
‘Bovendien is het niet evident om de resultaten te beoordelen van fondsen die nog niet afgesloten zijn. Zeker in de huidige markt met weinig exitmogelijkheden kunnen in de portefeuille nog pareltjes zitten, die enkele extra jaren nodig hebben om tot een toprendement te komen.’
Philippe Gijsels, hoofdstrateeg BNP Paribas Fortis:
‘Private-equity-investeringen vergen een portfolio-benadering. Daarbij is het niet alleen noodzakelijk om goed te diversifiëren in de tijd, over verschillende categorieën en industrieën. Maar vanzelfsprekend ook om goed ons huiswerk te doen en zo het spreekwoordelijke kaf van het koren te scheiden. De private-equity-industrie is de afgelopen jaren sterk gegroeid. En net zoals bij de beursgenoteerde aandelen zijn er goede en minder goede dossiers. Sterker nog, naarmate er meer keuze is, zijn de mooie opportuniteiten eerder schaarser geworden.’
‘Rendementen van 17 procent verwachten is waarschijnlijk ook niet meer realistisch. Die dateren uit een tijd dat het aantal spelers eerder beperkt was en vooral, dat geld gratis was. Omdat er opnieuw een cost of capital is, worden de rendementen per definitie lager. Wat we de afgelopen maanden bovendien zien is dat de exits wat moeilijker worden en dat wat extra kapitaal voor de fondsen een troef kan zijn, om de wachttijd tot een exit te overbruggen.’
‘Private equity blijft een zeer interessant segment van de markt dat geleidelijk aan zijn weg naar een groter aantal portefeuilles zal vinden. Het is niet omdat in tegenstelling tot beursgenoteerde bedrijven de koers niet elke dag schommelt, dat de waarde van de belegging niet kan variëren.’
Thomas Guenter, oprichter en managing partner van de Belgische vermogensbeheerder Finhouse:
‘Als manager van een fund of funds merk ik vandaag zeer sterk dat er een dubbele markt is: aan de ene kant zijn er managers die al hun laatste fonds hebben opgehaald zonder het zelf goed te beseffen: rendementen en distributies blijven uit, waardoor LP’s afhaken. Deze managers draaien nog door op routine, maar het vliegwiel stopt langzaam. Aan de andere kant staan de topfondsen, die oversubscribed zijn. LP’s vechten om een allocatie te kunnen krijgen. Kapitaal concentreert zich bij de beste PE- en VC-fondsen.’
‘Voor private-equitybeleggers is het belangrijk om in rekening te nemen dat nettorendementen niet enkel worden bepaald door de brutorendementen van private-equityfondsen, maar ook door de kosten van tussenliggende feederfondsen of fund of funds. Als belegger doe je er goed aan om niet alleen te kijken naar performance, maar ook streng te zijn op het vlak van kosten. Waak erover dat je een zo laag mogelijk kostenpercentage betaalt, en – afhankelijk van de context – eerder op commitment dan op NAV (netto activa waarde). De meeste investeerders weten welk percentage ze betalen, maar soms weet men niet waarop dit cijfer wordt toegepast. In elk geval: hoe minder kosten je betaalt, hoe hoger de netto performance voor jou als investeerder.’
‘Ook belastingen hebben een invloed op het nettorendement van investeerders. Onder meer omwille van de gunstige fiscale behandeling beleggen vermogende families – privé of met vennootschap – graag via een private privak in private equity en niet via beursgenoteerde holdings. Nu de effectentaks zal worden verhoogd van 0,15 naar 0,30 procent, wordt het fiscale verschil met beursproducten nog groter. Met andere woorden: als belegger moet je genadeloos zijn voor onderpresterende managers, maar ook op de juiste manier beleggen zodat je goed gediversifieerd bent en zo weinig mogelijk kosten en belastingen betaalt.’
Investment Officer België onderzoekt maandelijks hoe bekende vakgenoten omgaan met assetallocatie-vraagstukken. Heb je een vraag voor ons Marktpraat-panel? Stuur een mailtje met onderwerp ‘Marktpraat vraag’ naar redactie@investmentofficer.com en wie weet komt jouw vraag volgende maand aan bod.