Jenze Sibma, TKP Investments
i-HxpSm53-L.jpg

Alternatieve beleggingen krijgen nog meer vrij baan in de portefeuilles van pensioenfondsen. Met het nieuwe pensioenakkoord valt het Vereist Eigen Vermogen (VEV) weg als prominent sturingsmiddel. Beleggingscategorieën als infrastructuur kennen nu nog een relatief hoog VEV-beslag, maar dat behoort met het nieuwe akkoord tot het verleden.

Dit blijkt uit de eerste reacties van fiduciair managers op het nieuwe pensioenakkoord. 

Zo zegt Jenze Sibma (foto), investment strategist bij Aegon Asset Management, in een gesprek met Fondsnieuws: ‘Dit kan voor sommige pensioenfondsen zeker een verschil gaan maken. Sommige pensioenfondsen hebben bij de constructie van hun beleggingsportefeuille het VEV sterk meegewogen en dan kwam een categorie als infrastructuur er soms niet goed uit. In het nieuwe stelsel wordt het mogelijk om beleggingscategorieën meer zuiver op risico-rendementsstatistieken te beoordelen.’

Ook Arjen Monster, principal strategic advice & LDI advice bij NN Investment Partners, denkt dat deze beleggingen interessanter worden. In het artikel “Beleggen onder het nieuwe pensioenakkoord – welke wijzigingen staan u te wachten?” stelt hij: ‘Sommige illiquide vastrentende beleggingen hebben op de lange termijn een zeer beperkt verwacht verlies, maar het forse VEV-beslag maakte deze beleggingen tot nu toe relatief onaantrekkelijk.’

Meer economische aanpak

Een soortgelijke situatie geldt volgens hem voor minimum volatility-aandelen. ‘Deze aandelen hebben een lagere volatiliteit dan een brede aandelenindex maar hetzelfde VEV-beslag. Bij een meer economische aanpak kan een allocatie naar minimum volatility een hogere weging van aandelen mogelijk maken.’

Aangezien de Nederlandse pensioenmarkt tot de grootste ter wereld behoort, zou een significante aanpassing van de asset allocatie in theorie effect kunnen hebben op financiële markten in het algemeen. Want wat betekent het als pensioenfondsen collectief hun allocatie naar aandelen of alternatives verhogen? 

Volgens Sibma is het niet mogelijk om daar op dit moment al iets over te zeggen. ‘Ja, er zal naar alle waarschijnlijkheid meer naar aandelen en andere meer risicovol geachte beleggingscategorieën worden gealloceerd, maar het is natuurlijk maar de vraag hoeveel dit zal zijn.’ 

Alternatieve risicomaatstaven

Met het wegvallen van het VEV zullen hoe dan ook andere risicomaatstaven leidend worden en ontstaan meer diversificatiemogelijkheden. Gezien het belang van een stabiel en absoluut rendement denkt Wilse Graveland, hoofd fiduciair management bij Kempen, dat met name maatstaven die helpen extreme risico’s te vermijden een nog belangrijkere rol krijgen. 

In het artikel “De tweede stap in een mogelijk Nederlands pensioenakkoord”, verklaart hij dat dit komt doordat het akkoord is gericht op stabiele rendementen en niet meer werkt met aanspraken. In het nieuwe pensioenakkoord zal voor het verwachte pensioen gerekend worden met een projectierendement in plaats van een volatiele marktrente (met een surplus). 

Vastrentende waarden zullen in deze context volgens Graveland met name worden beoordeeld op de stabiliteit van het rendement, dit naast de mate van diversificatie met zakelijke waarden om te komen tot een evenwichtig risicoprofiel van het totale pensioenvermogen per leeftijdscohort.

Adieu rekenrente

Doordat er geen langlopende verplichtingen meer hoeven te worden afgedekt, zal er bovendien heel anders naar de gewenste rentegevoeligheid en de portefeuille invulling worden gekeken. Er is immers geen sprake meer van een rekenrente, de rente zal alleen nog een beleggingselement zijn. 

Graveland: ‘De renteafdekking zal een aanzienlijk minder cruciale rol spelen omdat de rol van rentegevoeligheid voor het pensioenfonds sterk verandert van een disconteringsvoet voor verplichtingen naar een bron van beleggingsrendement om het projectierendement met een zo laag mogelijk risico te realiseren.Het belang hiervan neemt toe naarmate de deelnemer ouder wordt. Niet langer komt renterisico van jongeren bij de ouderen terecht.’ 

Sibma is het hier gedeeltelijk mee eens: ‘We zullen anders gaan kijken naar renteafdekking en dit zal ook verschillen per leeftijdscohort. Toch blijft het voor oudere deelnemers wel degelijk een belangrijk vraagstuk. Voor deze deelnemers is het doel een stabiele pensioenuitkering, die je realiseert met beperkt aandelenrisico en door relatief veel renterisico af te dekken.’

Doordat deze uitkeringen wel dichterbij liggen in de toekomst, kan het wel zijn dat de vraag naar rente-instrumenten verandert. ‘Het lijkt nu aannemelijk dat er voor jongeren minder risico zal worden afgedekt en voor ouderen blijft het gelijk of wordt het meer. Dit zal ertoe leiden dat de vraag naar langlopende swaps bijvoorbeeld afneemt, terwijl de vraag naar kortlopende instrumenten toe kan nemen.’ 

‘Renterisico blijft verbonden met pensioen’

Monster schetst een zelfde conclusie. Hij stelt dat het renterisico onlosmakelijk verbonden blijft met pensioen. Wel zal de hoedanigheid zijns inziens veranderen. Veel pensioenfondsen maken voor het afdekken van het renterisico nu gebruik van een LDI-propositie of fonds. Volgens Monster zal de focus hierin veranderen van hedging naar matching. ‘Het ligt voor de hand dat er meer wordt gekeken naar het matchen van kasstromen dan naar het precies hedgen van rentegevoeligheden.’

Dit zal er naar verwachting ook voor zorgen dat er minder nadruk komt te liggen op eventuele ruis die afdekken met staatsobligaties met zich meebrengt, omdat de focus op de dekkingsgraad wegvalt.

De dekkingsgraad vervalt doordat er in het nieuwe pensioencontract niet langer sprake is van aanspraken, maar een ‘voor pensioen bestemd vermogen in zowel de opbouw- als de uitkeringsfase. Dit maak het mogelijk om een collectief beleggingsbeleid te hanteren voor alle deelnemers. 

‘In de uitkeringsfase wordt levenslang uitgekeerd uit het opgebouwde vermogen. Er wordt dus geen annuïteit aangekocht en ook na pensionering zullen bewegingen op de beurs van invloed zijn op het persoonlijke pensioenvermogen.’ licht Monster toe. 

Ingrijpende veranderingen

Het collectieve fondsvermogen bestaat uit de som van de persoonlijke vermogens en een solidariteitsreserve (maximaal 15 procent van het fondsvermogen). Het pensioenfonds kan met deze reserve bij de uitbetaling nog bijsturen om geluk- en pechgeneraties te voorkomen. Binnen de beleggingsportefeuille wordt dus niet individueel belegd en vindt ook geen (her-)verdeling plaats. Het enige individuele onderscheid wordt gemaakt in het verdelen van het rendement. Iedere deelnemer krijgt het rendement dat past bij de impliciete beleggingsmix die bij zijn/haar leeftijd hoort. 

Sibma noemt het nu al de meest ingrijpende verandering in zijn 21 jaar als beleggingsstrateeg. ‘De overgang van een vaste rente naar marktrente in 2006 werd al als ingrijpend gezien, maar dit nieuwe contract is op nog meer punten echt fundamenteel anders.’

En we staan slechts aan het begin. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is voornemens de wet begin 2021 in te dienen. Hierop volgen naar verwachting consultatierondes. De daadwerkelijke voltooiing van de wetgeving volgt naar verwachting in 2022. Na een transitieperiode dienen alle pensioenfondsen in 2026 hieraan te voldoen. 

Author(s)
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No