Het idee dat beleggingen ook sociale impact moeten hebben, wint terrein. Toch is impact investing nog lang niet mainstream.
Beslissers in de financiële sector hebben een fascinatie voor millennials. Deze generatie jongeren - volgens de definitie geboren tussen 1981 en 2000 - kondigen namelijk de nieuwe tijd aan. Ze zijn opgegroeid met internet, waardoor hun opvattingen, gebruiken en keuzes volstrekt afwijken van het pre-digitale tijdperk, waarin de huidige beslissers veelal zijn opgegroeid.
Een van de grote verschillen wordt zichtbaar op het gebied van beleggen. Voor de nieuwe generatie is er geen verschil tussen financiële en sociale doelen. Dit, schrijft Merrill Lynch in een recent rapport, is de opmaat tot een fundamentele structuurwijziging van de markt.
Waren sociale waarden tot dusver veelal voorbehouden aan filantropisch ingestelde investeerders, uit Amerikaans onderzoek blijkt dat ten minste 60 procent van de millennials vindt dat beleggingen natuurlijk óók een sociale impact moeten hebben.
Die opvatting van de volgende generatie beslissers werpt haar schaduw vooruit en krijgt momentum nu het door 200 landen onderschreven klimaatakkoord van Parijs duidelijk maakt dat beleggen niet langer ‘waardevrij’ is.
Onder institutionele beleggers worden ESG-criteria een vast onderdeel van het selectieproces. Een stap verder gaan beleggers die niet alleen op zoek zijn naar rendement, maar vinden dat beleggingen ook echt een positieve bijdrage moeten leveren aan milieu en maatschappij. Men spreekt dan van impact investing.
Knuffelimago
Volgens de Vereniging van Duurzame Beleggers (VBDO) had impact investing lange tijd een ‘knuffelimago’, maar daar begint het zich nu van te ontdoen. Dat is enerzijds het gevolg van het toenemende besef dat klimaatverandering met beleggingsrisico’s gepaard gaat en anderzijds neemt het bewijs toe dat duurzaam beleggen een hoger rendement oplevert dan ‘neutrale’ indices als de MSCI World.
Duurzaam beleggen beperkte zich jarenlang tot een uitsluitingsbeleid van bedrijven of sectoren, omdat zij in strijd handelden met bepaalde waarden. Het nadeel van deze benadering was dat het ten koste ging van een optimale diversificatie. Er ontstonden concentratieproblemen, waardoor het rendement tegenviel. Zo werd van negatieve screening bijvoorbeeld de energiesector het slachtoffer, terwijl die sector lange tijd juist hoge rendementen behaalde, in tegenstelling tot schone energie. Dat zorgde voor een negatief imago van verantwoord beleggen, zegt Anna Snider, hoofd aandelen en impact investing van Merrill Lynch.
Inmiddels is er veel ten goede gekeerd en kan ook impact investing op toenemende interesse rekenen, al is nog vaak sprake van ‘onbekend maakt onbemind’. Zo is er nog geen wereldwijd geaccepteerde methodologie om deze wijze van beleggen goed te kunnen doorgronden en beoordelen.
Wel rijgen de bewijzen zich aaneen dat impactbeleggingen voor outperformance kunnen zorgen. Zo stelt managementgoeroe Michael Porter dat duurzame bedrijven beter geleid worden, lagere kosten hebben en hogere winsten. Beleggers die dergelijk ‘goed ondernemingsbestuur’ steunen, hebben dus impact.
Dat ‘goed doen’ rendement oplevert, voedt de vraag van institutionele beleggers naar best practices. Recentelijk bracht VBDO daarom het onderzoek ‘Impact Investing: From Niche to Mainstream’ uit. Hieruit blijkt dat men het eens is over de vier karakteristieken van impact investing: de belegging moet een positief maatschappelijk doel bereiken; het moet een concurrerend positief rendement opleveren; impact moet gemeten kunnen worden en de impactbeleggers onderscheiden zich door langetermijndoelstellingen.
Nog niet mainstream
Hoewel impact investing qua beheerd vermogen snel groeit, is het nog een dwerg in het totale landschap. Volgens VBDO is het aandeel in de institutionele markt in Nederland 1,7 procent. Karlijn van Lierop, hoofd verantwoord beleggen van pensioenbelegger MN, gaf onlangs tijdens de Impact Summit Europe aan dat impact investing snel groeit, maar beslist nog niet mainstream is.
Projecten zijn voor institutionele beleggers vaak te klein, waardoor de kosten relatief hoog zijn. Daarnaast wil men samenwerken met partijen die een ‘bewezen trackrecord’ hebben, wat in een jonge sector lastig is.
Ook moeten vraag en aanbod elkaar nog beter vinden. De overheid kan ook bijdragen aan de groei, nu bijna de helft van de beleggers (nog) niks aan impactbeleggen doet. Als reden daarvoor wordt onder meer gewezen naar de toezichthouder (DNB), die impactbeleggers zou frustreren door een focus op de korte termijn.
Dit artikel is gepubliceerd in het Fondsnieuws-magazine Assetmanagement als reddingsboei dat op woensdag 15 juni verschijnt, onder meer als bijlage bij het Financieele Dagblad. Het thema-gedeelte in dit magazine is gewijd aan duurzaamheid.