Het ministerie van Sociale Zaken, heeft bij monde van minister Carola Schouten, bepaalt dat de standaardmethode de norm zal worden bij het invaren van pensioenvermogens in het nieuwe stelsel. Schouten laat dat de Tweede Kamer weten in een brief, die volgde op veel weerstand bij een Kamermeerderheid over de zogenoemde Value Based ALM (VBA).
In haar brief schrijft Schouten dat pensioenfondsen die deze methode hanteren, per definitie geen uitleg hoeven te geven. Het pensioenfonds dat echter kiest voor de VBA-methode moet dat wel onderbouwen. Daarmee komt de minister tegemoet aan de Tweede Kamer, die van mening is dat deze methode nodeloos ingewikkeld en vrijwel niet uit te leggen is.
In het oorspronkelijke Wetsvoorstel Toekomst Pensioenen werd door het kabinet nog de mogelijkheid geboden om bij het invaren te kiezen voor twee methoden om te berekenen hoe ze hun vermogen verdelen onder de deelnemers. Nu is echter definitief gekozen voor de standaardmethode. Bovendien zijn voor de twee rekenmethodes beperkende regels opgelegd voor de uitkomsten.
Doel hiervan is, zo schrijft de minister, dat ‘bij het invaren met lage dekkingsgraden onevenwichtige en/of niet-uitlegbare situaties ontstaan’. Schouten lijkt daarmee te reageren op bezwaren van Kamerlid Pieter Omtzigt voor een scenario waarbij een jonge deelnemer minder dan de helft van zijn voorziening zou meekrijgen.
‘Meerdere Kamerleden hebben aangegeven dit onwenselijk en niet uitlegbaar te vinden. Dat deel ik’, stelt Schouten. Ongeacht de gebruikte rekenmethode gaat een viertal eisen gelden, zodat deelnemers in ieder geval weten wat ze ten minste krijgen bij verschillende dekkingsgraden. Bovendien worden grenzen gesteld aan de intergenerationele solidariteit.
De vier bepalingen gaan over het invaren en wat iedere deelnemer ten minste bij dat proces van invaren krijgt, namelijk 95 procent van de uitkomst van de standaardmethode.