Ministerie van Financiën, Den Haag
i-pXZJBBp-L.jpg

De markt reageert met verbazing op de wijze waarop door het ministerie van Financiën invulling is gegeven aan de vierde EU-richtlijn anti-witwassen. Men spreekt van een ‘onlogische behandeling’ van het in Nederland veelgebruikte Fonds voor Gemene Rekening (FGR). Ook wordt erop gewezen dat de behandeling van dit type fondsen sterk afwijkt van die waarvoor in andere EU-lidstaten is gekozen.

In de initiële concepttekst van het ‘Implementatiebesluit registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies’, die nationale invulling geeft aan de vierde anti-witwasrichtlijn van de Europese Unie, werd de FGR gelijk gesteld met de trust. Dat hield in dat iedereen met een 3 procentbelang als UBO - ‘Ultimate Beneficial Owner’ - zou moeten worden opgenomen in het UBO-register. 

Wel of niet onder het regime? 

De sector vreesde als gevolg van deze bepaling voor omvangrijke administratieve rompslomp voor open-end beleggingsfondsen die van de FGR-structuur gebruik maken. Daarop probeerde de belangenvereniging Dufas die 3 procent grens van tafel te krijgen. In de gesprekken bleek het ministerie van Financiën bereid om de eis van opname in het UBO-register te laten vallen voor die FGR’s die ten minste 150 deelnemers hebben. 

Bij navraag in de sector waar die grens van 150 deelnemers oorspronkelijk vandaan komt, wordt verwezen naar de Autoriteit Financiële Markten (AFM) die deze vrijstelling aanbiedt in het verlengde van het feit dat bij 150 of meer deelnemers een FGR onder het regime van de toezichthouder valt en er dus geen sprake is van een zogenoemd “light regime” - zie bijlage, pagina 12 en 13. 

Beleggingsfondsen, zoals die van ETF-aanbieder Meesman Investments, profiteren van deze aanpassing. ‘We kunnen hier goed mee leven’, verklaarde Hendrik Meesman eerder tegenover Fondsnieuws. Maar andere marktpartijen, die wél minder participanten in hun fondsen hebben, spreken van een ‘onlogische behandeling’. 

‘Het minimale aantal van 150 deelnemers is weliswaar een stap voorwaarts ten opzichte van die aanvankelijke grens van een 3 procent belang, maar toch: het is niet consistent’, zegt een ervaren product specialist. ‘Waarom heeft het ministerie niet gekozen voor de BV of NV-benadering? Voor die rechtspersonen geldt dat wie 25 procent, of meer, van de aandelen heeft, in het UBO-register opgenomen dient te worden.’

BV-structuur biedt een uitweg

Fondsaanbieders die ageren tegen de keuzes die het ministerie van Financiën bij het implementatiebesluit heeft gemaakt, zijn bij voorbeeld partijen die bij het opzetten van een FGR vooral ook het oog hebben op de vrijstellingsdeelneming van 5 procent, zodat geen dubbele belasting op dividend hoeft te worden betaald. Deze partijen zijn de discussie met hun - doorgaans gefortuneerde - klanten nog niet aangegaan over de mogelijke gevolgen van de besluiten die het ministerie heeft genomen. 

‘Voor de een zal de opname in het UBO-register een probleem zijn, voor anderen niet’, zegt een bron. Hij voegt eraan toe dat hij nog de hoop heeft dat het ministerie van Financiën alsnog de opvatting accepteert dat het huis zijn private equity fonds eerder ‘heeft aangeboden aan ten minste 150 potentiële klanten’ - in dit geval via de website. 

Als dat niet geaccepteerd wordt en het ministerie voet bij stuk houdt, dan zal deze partij kijken of het FGR-beleggingsfonds niet moet worden omgezet in een BV, waarvoor geldt dat deelnemers bij belangen van 25 procent of meer opgenomen worden in het UBO-register. Dat is bij collectief aangeboden fondsen zelden of nooit het geval. 

‘Ministerie van Financiën bedient zich van doelredenering’ 
De vierde anti-witwasrichtlijn van de Europese Unie moet door lidstaten in nationale wetgeving worden omgezet. Het ministerie van Financiën stelde aanvankelijk voor dat Fondsen voor Gemene Rekening (FGR) gelijk behandeld moeten worden met trusts: iedereen die een belang van 3 procent heeft, moet worden opgenomen in het UBO-register.
Dufas en ook fondsaanbieders in Nederland vinden het niet onlogisch dat FGR’s die in de familiaire sfeer worden opgezet geregistreerd (moeten) worden, omdat ze inderdaad belastingontwijking tot doel kunnen hebben. Collectieve fondsen daarentegen hebben volgens de critici alleen beleggen tot doel en zijn op geen enkele wijze met trusts te vergelijken. Deze fondsen hebben vaak voor FGR-structuren gekozen omdat ze bestuursrechtelijk minder klemmend zijn dan BV’s, en meer flexibiliteit bieden. Toch kiest de overheid voor de uitzondering op de regel.
Zo kennen Frankrijk en Luxemburg het Fonds Commun de Placements (FCP), die vergelijkbaar zijn met de FGR, maar überhaupt niet door deze nationale wetgevers tot “trustachtige” wordt gerekend en op wie deze vierde anti-witwas richtlijn ook niet van toepassing is (zie bijlage). Het illustreert dat er in de Europese Unie allesbehalve sprake is van een level playing field die de Europese Commissie weliswaar met wet- en regelgeving beoogd, maar die op nationaal niveau zeer uiteenlopend wordt ingevuld. 
Arnaud Booij van fiscaal advocatenkantoor Booij Bikkers en docent aan de Universiteit Leiden, heeft al eerder gezegd dat ‘het fonds voor gemene rekening geen trustachtige is. De richtlijn definieert een soortgelijke juridische constructie als een constructie met een soortgelijke structuur en functie als een trust. Onder die definitie valt het fonds voor gemene rekening simpelweg niet. Dus voegt de Nederlandse wetgever iets toe aan het trustregister wat er niet is. Tegenstrijdig aan de definitie in de richtlijn, maakt Nederland zelf een definitie van wat ook onder ‘soortgelijke juridische constructie’ hoort te vallen en daar rolt het fonds voor gemene rekening dan uit.’ Booij concludeerde vorig jaar tegenover TaxLive: ‘Dit is een doelredenering. Als vanuit politiek oogpunt de wens bestaat om informatie over fondsen voor gemene rekening en hun beheerders, bewaarders en participanten vast te leggen, kom daar dan ook voor uit en doe dat dan in een apart register.’

Meer gerelateerde artikelen: 

Author(s)
Documents
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No