Lang niet alle pensioenfondsen voldoen aan de wettelijke eis minstens één bestuurder jonger dan 40 jaar aan te stellen. Hoe kan dat? Volgens adviserend lid Nikki Trip van de beleggingsadviescommissie van AFP Stap zien fondsen een oudere bestuurder nog altijd als ‘de veilige weg’.
De argumenten om geen jongeren in het bestuur van pensioenfondsen op te nemen raken uitgeput, stelt Nikki Trip (27). Ze is naast haar functie bij Stap consultant duurzaam beleggen bij AF Advisors en oprichter van het netwerk Jongeren in Institutioneel Pensioen (JIIP), dat inmiddels meer dan tweehonderd leden telt. Trip is aan het solliciteren op bestuursfuncties in de pensioensector. ‘Te vaak kiezen fondsen nog voor wat ze zien als de veilige weg – een oudere bestuurder aannemen. Of een vacature blijkt zomeer ineens vervuld te zijn, zonder dat duidelijk is hoe de procedure verliep. Maar op die manier blijft de pensioensector een kleine en gesloten wereld. En volgens mij is dat niet de bedoeling.’
Want jongeren moeten de pensioensector verrijken, zo meent de sector zelf ook, gezien de afspraak in de Code Pensioenfondsen om in elk bestuur minstens één bestuurder jonger dan 40 jaar op te nemen. Maar de verjonging gaat langzaam, heel langzaam. ‘Het is ook een kwestie van cultuur’, vindt Trip (foto, door Thiemi Higashi). ‘Ik spreek bijvoorbeeld wel eens pensioenfondsbestuurders die een beetje lacherig doen over social media. Ik vrees toch echt dat je dan een groot deel van je deelnemers niet serieus neemt.’
Verbijsterd
Wat houdt die verrijking dan in? Jongeren stellen andere vragen, weet Trip, en ze agenderen andere issues dan ouderen. Bovendien blijkt in de praktijk dat het voor een bestuur eenvoudiger is te voldoen aan de wettelijke opdracht tot ‘evenwichtige belangenafweging’ als ook meer kennis voorhanden is over die verschillende belangen. Met een jongere in het bestuur wordt daarin voorzien. ‘We horen wel eens: “ik ben ook jong geweest, ik weet hoe het is om jong te zijn”. Maar het is toch niet moeilijk om te zien dat nu jong zijn iets anders is dan veertig jaar geleden jong zijn.’
Bij toeval kwam ze – als student psychologie – terecht in de pensioensector, via een tijdens de coronaperiode in allerijl geregeld scriptieonderzoek bij de Maastrichtse hoogleraar Finance Harry Hummels. En nu wil ze niets anders meer. ‘In het begin was ik verbijsterd. Een vermogen van 1500 miljard euro? Mensen die gemiddeld een dag in de week werken om hun pensioen te financieren? Waarom weten mensen dit niet, vroeg ik me af. Maar intussen ben ik verliefd geworden op de sector.’
Andere vragen
De vraag hoe dat vermogen wordt belegd, vindt Trip de boeiendste vraag. ‘Ik heb geen financiële achtergrond, maar als ik praat met economen of econometristen krijg ik vaak de reactie dat mijn frisse blik, met andere vragen, meer dan welkom is. Waarom doen we eigenlijk wat we doen? Daar komt het dan vaak op neer. Ik focus graag op de maatschappelijke impact van beleggingsbeslissingen. Het gaat om ongelofelijk veel geld, die impact is vanzelfsprekend ook groot. Maar wat is dan precies je filosofie daarachter? Daarover in gesprek gaan, dat is heel waardevol vind ik, en ik stimuleer en begeleid dat gesprek graag.’
Daarnaast concentreert ze zich in haar ‘pensioenwerk’ op communicatie. ‘De transparantie is de afgelopen jaren zonder meer toegenomen, ook door de druk vanuit ngo’s en media. Er is dus vooruitgang geboekt, maar ik vind dat er nog vaak verkrampt wordt gereageerd op vragen om informatie. Ook het gesprek met de deelnemer kan volgens mij nog beter. Hoe krijg je die aan tafel? Ik denk dat jongeren ook op dit soort thema’s een grote en belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de pensioensector.’
In september en oktober publiceert Investment Officer een serie interviews met jonge pensioenfondsbestuurders. Dit is het tweede deel.