Oliebedrijven dreigen dezelfde fout te maken als nutsbedrijven 15 jaar geleden, door te verzuimen om grote stappen rond hun belangrijkste bron van inkomsten te zetten. Elektrische auto’s zullen de oliesector ontwrichten zoals duurzame energiebedrijven met nutsbedrijven hebben gedaan.
Dat zegt Mark Lewis van BNP Paribas Asset Management in een interview met Fondsnieuws. ‘Ik heb gezien hoe een goed gekapitaliseerde sector volledig is omgekiept door de disruptieve kracht van hernieuwbare energie. Let wel: een enorme, diepgewortelde industrie met een oligopolistische structuur, waarvan iedereen denkt dat de toetredingsdrempels hoog liggen.’
Nutsbedrijven lieten zich overvallen door de snelle opkomst van hernieuwbare energie, beschrijft de strateeg die al ruim twintig jaar de energiesector covert. ‘Nú pas, heeft RWE eindelijk besloten voor de toekomst op hernieuwbare energie in te zetten. Vijftien jaar te laat.’
De vergelijking met de manier waarop oliebedrijven de ontwikkelingen rondom elektrische auto’s links laten liggen, is volgens hem snel gemaakt aangezien bijna 50 procent van de olie bestemd is voor wegtransport.
Het baart hem zorgen dat daadkrachtige, noemenswaardige stappen van oliebedrijven uitblijven. Stappen die volgens hem nodig zijn om beleggers te laten zien dat oliebedrijven bezig zijn met een toekomst waarin elektriciteit steeds meer de plek gaat innemen die olie momenteel inneemt.
Ben van Beurden
‘Neem Ben van Beurden, de CEO van Shell. Goed dat hij heeft gezegd dat Shell het grootste elektriciteitsbedrijf ter wereld wil zijn in 2030. Ter motivatie zei hij: We zijn een energiebedrijf. Het zou dus gek zijn als wij als energiebedrijf géén onderdeel willen zijn van dat deel van de markt dat het snelst groeit. Zo’n uitspraak getuigt van strategisch denken, dat is visionair.’
Maar, vervolgt Lewis: ‘Tegelijkertijd heeft hij zeer recent gezegd dat Shell geen andere keuze heeft dan blijven beleggen in nieuwe olieprojecten. Een ongelukkige uitspraak. Een bedrijf als Shell heeft namelijk wel degelijk een keuze, hoe moeilijk gevestigde spelers het in deze langetermijnindustrie het ook vinden om snel te veranderen. Het laat weer zien dat niemand ver weg durft te bewegen van de gevestigde orde.’
Dat terwijl juist Europese olie- en gasbedrijven volgens de strateeg moeten knokken om nieuwe beleggers voor zich te winnen nu de ernst van de klimaatverandering steeds meer doordringt in de samenleving en de druk vanuit overheden toeneemt. Dat zou veel impact moeten hebben op de langetermijndoelstellingen van oliebedrijven met hun lange kapitaalinvesteringscyclus.
Lewis: ‘Als een oliebedrijf vandaag besluit te investeren in een nieuw project, dan duurt het zeker vijf jaar voordat het de eerste olie ziet. Met een verwachte levensduur van tien tot twintig jaar, heb je het zo over een totale investeringscylus van dertig jaar. In het verleden was dat niet echt een probleem, omdat er geen vervanger was voor olie als het gaat om wegtransport. Olie hoefde alleen te strijden tegen zichzelf.’
Elektrische auto
Daar is verandering in gekomen met de komst van de elektrische auto, al lijkt de oliesector zich niet altijd even bewust van haar deelname aan die wedstrijd, merkt de strateeg op. ‘De afgelopen drie maanden heb ik een versnelling gezien van de divergentie tussen de toekomst die de auto-industrie voorziet en die van de olie-industrie. Drie jaar geleden was hun visie gelijk, namelijk dat de vraag naar olie zal blijven groeien met 1 miljoen vaten per dag, voor de komende 20 jaar.’
Maar sinds het dieselschandaal bij Volkswagen en de strenge emissieregelgeving voor de auto-industrie, is er wat veranderd aan de toekomstperspectieven van autoproducten. Lewis: ‘De enige manier om hun doelen te halen, is door de hoeveelheid elektrische auto’s in hun totale vloot te vergroten. Ze hebben de draai gemaakt richting een elektrische toekomst. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de aankondiging van Daimler, die onlangs verklaarde geen geld meer te investeren in verdere R&D van de verbrandingsmotor. Dat zegt in feite dat het eindpunt is bereikt voor de verbrandingsmotor.’