Ondanks een toenemende druk zijn de kosten van beleggen niet gedaald. Het gemiddelde kostenniveau is even hoog als in 2020. Maar de kostenverschillen tussen aanbieders zijn toegenomen, met name in het aanvullend pensioen.
De duurste aanbieder in dit segment berekent per jaar 2,65 procent, de goedkoopste 0,39 procent. In 20 jaar vermogensopbouw scheelt dat op een eenmalige inleg van 10.000 euro maar liefst 7.200 euro in de eindopbrengst, zo blijkt uit het Nationaal Kosten Onderzoek Beleggen. Dat is een jaarlijkse peiling van de kosten van beleggen in alle sectoren; van pensioenfondsen en banken tot verzekeraars en online brokers, welke plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de consultantcybureaus DEAL en AF Advisors.
Het onderzoek vergelijkt de kosten van beleggingsproducten van 170 banken, pensioenfondsen en verzekeraars. Samen beheren deze aanbieders meer dan 2.000 miljard euro aan belegd vermogen en hebben ze ruim 11 miljoen direct en indirect beleggende Nederlanders als klant.
Zij betalen jaarlijks ruim 13 miljard euro aan kosten via allerlei soorten van kapitaalopbouw. De kosten van aanvullend pensioen liggen gemiddeld fors hoger, door de komst van nieuwe, dure toetreders.
Beleggingsopbrengst
De kosten van beleggen zijn belangrijk omdat ze een grote invloed hebben op de beleggingsopbrengst, zeker bij lange looptijden, stellen de consultants in hun onderzoek. Dat geldt voor beleggingen bij pensioenfondsen en banken tot aan de kosten voor doe-het-zelf-beleggers.
Kosten voor beleggers zijn niet altijd even transparant én lastig vergelijkbaar, zeker als verschillende beleggingsvormen langs de meetlat worden gelegd. Het Nationaal Kosten Onderzoek Beleggen richt zich daarom enkel op kant-en-klare beleggingsoplossingen. Bij individuele beleggingsproducten wordt in het onderzoek uitgegaan van een neutraal beleggingsprofiel.
Bij de analyse van aanvullend pensioen en vrije vermogensopbouw gaan de onderzoekers uit van een eenmalige inleg van drie bedragen: 10.000 euro, 100.000 euro en 1.000.000 euro. De bedragen worden tien jaar belegd zonder enige transacties door de klant. We nemen daarbij de beleggingskosten (exclusief transactiekosten) mee, maar ook andere kosten zoals administratie- en uitvoeringskosten worden meegewogen.
Pensioen werkgever
Van de laagste gemiddelde kosten is sprake bij het pensioen van de werkgever, de zogeheten tweede pensioenpijler. Werknemers kunnen niet hun eigen pensioenregeling uitkiezen, maar kostentransparantie legt op pensioenuitvoerders wel een druk om de kosten laag te houden. De impact hiervan is groot; een kostenverlaging van 0,1 procent leidt gemiddeld tot 3 procent meer pensioenvermogen in de uitkeringsfase.
Op traditionele collectieve regelingen wordt er gemiddeld 0,49 procent per jaar aan kosten ingehouden, iets meer dan in 2020 (0,48 procent). Bij collectieve regelingen met een individuele pensioenpot, het premiepensioen, is het gemiddeld 0,46 procent, hetzelfde kostenpercentage als in 2020, stellen de onderzoekers.
De premiepensioenmarkt kent een hevige concurrentie en dat drukt de kosten. Bij collectief pensioen zijn de kosten al een aantal jaren redelijk stabiel. Passief beleggen en kostentransparantie hebben de kosten gedrukt, maar dat effect lijkt te zijn uitgewerkt.
Aanvullende pensioenproducten
Keuzevrijheid is er wel bij aanvullende pensioenproducten die fiscaal gefaciliteerd worden. Deze kennen hogere kosten dan de collectieve regelingen, mogelijk omdat ze niet door een werkgever worden afgesloten, maar door individuen met een minder sterke onderhandelingspositie.
Deze derde pijler omvat onder meer de zogeheten netto pensioenregeling voor veelverdieners, pensioenproducten voor ondernemers en zzp-ers en bankspaarproducten waarbij klanten kunnen sparen of beleggen. De gemiddelde kosten van aanvullend pensioen bedragen bij een inleg van 10.000 euro 1,26 procent per jaar (dit was 1,21 pocent). Dit komt met name door enkele (DGA-) proposities met hoge vaste kosten.
Hoogste kosten
Bij een inleg van 100.000 euro bedragen de kosten gemiddeld 0,95 procent per jaar, fors hoger dan de 0,67 procent in 2020. Dat is een schokkende uitkomst gezien het belang van aanvullend pensioen voor zzp-ers en andere zelfstandigen. De kosten zijn nu hoger dan voor een doe-het-zelf-belegger. Bovendien zijn de kosten nu wel erg hoog vergeleken met collectief en premiepensioen, en dat bij minder dienstverlening. Toetreding van een aantal duurdere aanbieders is een verklaring voor de aanzienlijke stijging van het gemiddelde kostenpercentage.
De hoogste kosten treffen we wederom aan bij individuele beleggingsproducten binnen de vrije vermogensopbouw, die door verschillende aanbieders worden aangeboden, van (private) banken en verzekeraars tot asset managers en andere vermogensbeheerders. We maken onderscheid tussen beheerd beleggen (de aanbieder beheert de portefeuille en stelt deze samen) en zelf beleggen (execution-only) waarbij klanten zelf kiezen uit het aanbod van mixfondsen. Ook hebben we dit jaar specifiek de kosten van mixfondsen onderzocht. Steeds meer banken zetten op deze fondsen in om spaarders te bewegen te gaan beleggen.
Beheerd beleggen
Beheerd beleggen is logischerwijs het duurste segment met gemiddeld 1,29 procent (was 1,33 procent in 2020) kosten per jaar, wederom bij een inleg van 10.000 euro. Zelf beleggen (execution-only) heeft bij die inleg een gemiddelde kostenlast van 0,88 procent (was 1,02 prcent). Mixfondsen liggen qua kostenpercentage in tussen beheerd beleggen en zelf beleggen. Bij een inleg van 10.000 euro bedragen de kosten gemiddeld 1 procent per jaar.
Bij hogere bedragen dalen in de categorie vrije vermogensopbouw de kosten, maar niet heel sterk. Dat is vreemd als je bedenkt dat er bij grotere vermogens schaalvoordelen zijn te behalen. Bij beheerd beleggen leidt een inleg van 100.000 euro zelfs tot hogere kosten (1,34 procent).
De kostenverschillen tussen aanbieders zijn relatief groot. Private banks en vermogensbeheerders kennen relatief hoge kosten bij kleinere vermogens in het zelf beleggen segment. Ook bij verzekeraars is beleggen met een klein bedrag minder kostenefficiënt. Online platforms van brokers en asset managers zijn het goedkoopst. Zij richten zich doorgaans echter alleen op doe-het-zelf-beleggers (zelf beleggen). De kostenverschillen tussen zelf beleggen en beheerd beleggen zijn in 2021 toegenomen tot ongeveer 0,5 procent (was 0,3 procent).