Het feit dat het rendement op aandelen en de positie waarin de economieën steeds meer lijken te zijn losgekoppeld is niet van gisteren, maar dateert van een periode ver voor de huidige crisis.
Dat stelt Peter Oppenheimer, de wereldwijde aandelenstrateeg van Goldman Sachs, in een bijdrage voor The Telegraph.
Oppenheimer wijst erop dat de Amerikaanse aandelenmarkt sinds de ondergang van Lehman Brothers met 160 procent is gestegen en de belangrijkste aandelen van de eurozone sinds ECB-president Draghi verklaarde de euro te zullen redden met meer dan 40 procent.
Ontkoppeling
Volgens Oppenheimer wijst dat op een ‘decoupling’ die al langer gaande is. Volgens hem is de huidige stijging van de aandelen een gevolg van het dat het tussen 2000 en 2009 een dramatische periode achter de rug heeft. Het was de slechtste periode in vergelijking met obligaties sinds honderd jaar.
Volgens Oppenheimer was die periode een antwoord op de tien jaar daarvoor toen er sprake van een lage rente en een lage inflatie, die voor hoge aandelenrendementen en waarderingen zorgde, zeker in vergelijking met schuldpapier.
Techbubbel
Toen de techbubbel in 2000 barstte, bleken de waarderingen te hoog. Sinds de crisis van 2008 zijn aandelen weer interessant, omdat de rente naar een historisch laagterecord is gedaald.
Aandelen zijn nu helemaal niet meer zo goedkoop, maar nog altijd wel aantrekkelijk, stelt Oppenheimer, omdat de marges dankzij de groei van de wereldeconomie kunnen groeien
Waardering aandelen
Goldman Sachs verwacht een winstgroei voor Europese aandelen van 14 procent. Dat lijkt hoog, maar in een herstelperiode na een recessie toch eerder bescheiden, oordeelt Oppenheimer. Rendement ná inflatie schat hij op 13 procent.
En omdat de rente op staatsobligaties laag zal blijven, zal het rendement op aandelen versus obligaties tot de drie beste perioden behoren sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw.