Ook in volatiele perioden, zoals het voorjaar van 2020, hebben actief beheerde fondsen het in de meerderheid van de gevallen niet beter gedaan dan hun eigen benchmark, volgens onderzoek van Europese toezichthouder Esma.
Dat actieve fondsen over de bank genomen slechter presteren dan index-volgende fondsen, is geen nieuws. Voornamelijk de lopende kosten en transactiekosten wegen zwaar op de resultaten van actieve fondsen, blijkt uit vele eerdere onderzoeken.
Toch zeggen actieve managers vaak dat ze in volatiele perioden wel degelijk outperformance halen. Invesco bijvoorbeeld, een bij uitstek actief huis, schrijft op de eigen website dat ‘actief beheer gericht is op het verminderen van de impact van neerwaartse volatiliteit en kansen zoekt kansen in tijden van nood’.
En hoofd beleggingsbeleid Jan Vergote van de Belgische grootbank Belfius waarschuwde in het jaar voorafgaand aan “corona-jaar” 2020 tegenover Investment Officer voor indextrackers. ‘Als er een ommekeer komt in het monetaire beleid, gaan indextrackers hun waarde toch moeten blijven bewijzen’, verantwoordde hij de keuze van de bank om aan klanten altijd een mix van systemen en stijlen aan te bieden.
3155 Ucits-fondsen
Voor Europese toezichthouder Esma was de volatiele beursperiode tussen 19 februari 2020 en eind juni 2020 aanleiding om de prestaties van actief beheerde beleggingsfondsen tegenover hun eigen index en die van index-volgende beleggingsfondsen te zetten.
Op basis van een steekproef van 3155 Ucits-fondsen concludeerde de toezichthouder dat actieve fondsen het na aftrek van kosten ook in deze periode gemiddeld niet beter deden dan hun gerelateerde benchmarks. Meer dan de helft van de onderzochte actieve fondsen presteerde ondermaats tijdens de stressperiode tussen 19 februari en 31 maart, en meer dan 40 procent tijdens de periode na de stress tussen 1 april en 30 juni.
Daarnaast concludeerde Esma dat de hypothese dat actief beheerde fondsen in stressperiodes consistent beter presteren dan passieve fondsen, geen stand houdt voor de onderzochte steekproef.
Ander verhaal voor sterren-fondsen
Toch blijkt eveneens uit het onderzoek dat fondsen die tot de klasse behoren met de hoogste rating - vijf sterren bij Morningstar - wel degelijk consistent beter presteerden dan de benchmarks. Het gaat hierbij volgens Esma om een significant resultaat.
Zelf onderzocht Morningstar overigens in september 2020 al het verschil in prestaties tussen actief beheerde fondsen en hun passieve concurrenten in de eerste helft van dat jaar. Analist Jeffrey Schumacher concludeerde destijds aan de hand van deze zogenaamde “Actief/Passief Barometer” dat actieve fondsen ‘ook tijdens de volatiliteit van dat jaar teleurstelden’.
‘Toch verdienen actieve fondsen nog steeds een plek in de portefeuille van een belegger’, stelde Schumacher ondanks het feit dat slechts de helft van de actieve aandelenfondsen hun passieve concurrenten versloeg in de genoemde periode. Van de fixed income fondsen slaagde een derde daarin.
‘Actieve fondsen die een sterk beheerteam en een bewezen proces combineren met lage kosten en een langetermijnhorizon zijn nog altijd kansrijk’, schreef hij in het artikel waarin hij eveneens de historische resultaten van actief en passief vergeleek. ‘Hun kwaliteit en prestaties worden ondergesneeuwd door de fondsen die structureel ondermaats presteren. Daar zijn er helaas veel te veel van, wat het belang van een gedegen fondsselectie benadrukt.’
Een Nederlandse variant van een nieuw passief-versus-actief-onderzoek is er overigens ook, uit de koker van indexprovider S&P. Het bedrijf dat indices bouwt en daarmee geld verdient aan “passieve aanbieders”, concludeert dat 80 procent van de actief beheerde Nederlandse beleggingsfondsen de S&P Netherlands BMI niet heeft weten te verslaan in 2021.
‘Actieve fondsen die beleggen in Nederlandse aandelen behaalden een gemiddeld vermogengewogen rendement van 13,5 procent lager dan de S&P Netherlands BMI over één jaar en 6,7 procent lager dan de benchmark op jaarbasis over tien jaar’, volgens de aanbieder.