De AFM publiceerde recent de resultaten van haar onderzoek naar de naleving van de Mifid II-verplichtingen op het gebied van kostentransparantie, product governance en provisies bij beleggingsdienstverlening aan professionele beleggers. Conclusie? Niemand leefde de regels perfect na.
Om partijen te helpen bij het doorvoeren van de verbeteringen , heeft de AFM de normen en haar verwachtingen uiteengezet. Nina Peters van consultant Charco & Dique schrijft in een analyse van de aandachtspunten die de toezichthouder formuleert dat de AFM op sommige punten de lat onnodig hoog legt. Lees hier haar beschouwing.
De AFM benadrukt allereerst het belang van kostentransparantie. Een duidelijk en volledig inzicht in de kosten van de dienstverlening en de relevante financiële instrumenten zorgt ervoor dat de klant geïnformeerd beslissingen kan nemen. Bovendien maakt heldere kosteninformatie het makkelijker om een vergelijking te maken tussen verschillende beleggingsondernemingen.
In haar rapport benoemt de AFM verschillende gesignaleerde tekortkomingen op het gebied van kostentransparantie. Enkele hiervan zijn het niet rapporteren van de kosten van financiële instrumenten (ook als deze nihil waren), het ontbreken van een illustratie van het cumulatieve effect van de kosten op het rendement, of het uitsluitend rapporteren van kosten in een percentage óf een bedrag – terwijl het eigenlijk verplicht is om zowel in een percentage als een bedrag te rapporteren.
Op basis van de Mifid II-normen is het terecht dat de AFM dit beschouwt als tekortkomingen. Het feit dat het gaat om dienstverlening aan professionele beleggers en ECP’s doet daar niet aan af. Toch denken wij niet dat deze ‘tekortkomingen’ ertoe leiden dat professionele beleggers en ECP’s niet adequaat worden geïnformeerd over de relevante kosten. Vaak ontvangen deze klanten hele uitgebreide kostenoverzichten, alleen niet op basis van het door Mifid II voorgeschreven format. Bij het toezicht op de toepassing en interpretatie van de regels, zou de AFM naar onze mening meer naar de context en specifieke dienstverlening aan deze groep klanten mogen kijken.
Product governance regels
Distributeurs van financiële instrumenten dienen – in het kader van de op hen rustende product governance verplichtingen – te zorgen voor een juiste doelgroepbepaling en een daarbij passende distributiestrategie.
Ten eerste merkt de AFM op dat beleggingsondernemingen soms in de veronderstelling zijn dat de product governance verplichtingen niet op hen van toepassing zijn, omdat zij niet zouden kwalificeren als ‘distributeur’. Dat klopt volgens de AFM niet. Zij meent dat het distributeursbegrip ruim moet worden opgevat. De term omvat iedere beleggingsonderneming die orders ontvangt en doorgeeft, orders uitvoert, vermogensbeheer verricht of beleggingsadvies verleent.
Daarnaast signaleert de AFM dat beleggingsondernemingen de product governance verplichtingen nog wel eens vereenzelvigen met de passendheids- of geschiktheidstoets. De AFM hecht waarde aan de extra bescherming die de product governance regels bieden tegen mis-selling, en benadrukt daarom dat deze regels op zichzelf staande normen zijn, die naast de passendheids- of geschiktheidstoets bestaan.
Wel plaats de AFM een nuancering. Beleggingsondernemingen mogen het evenredigheidsbeginsel toepassen, waardoor de regels minder diepgaand hoeven te worden toegepast bij professionele beleggers en ECP’s, dan bij niet-professionele beleggers. Op dit punt zijn wij het volledig met de AFM eens. Professionele beleggers, en ECP’s in het bijzonder, zullen in de meeste gevallen al veel kennis in huis hebben om producten te selecteren die voor hen geschikt zijn. Het is dan niet nodig om de product governance regels net zo intensief en minutieus na te leven als bij dienstverlening aan een onervaren, niet-professionele belegger.
Strikte interpretatie provisieregels
In het gedeelte over provisies springt met name de paragraaf over relatiegeschenken eruit. De AFM ziet dat beleggingsondernemingen niet altijd toetsen of relatiegeschenken wel kwalificeren als kleine, niet-geldelijke tegemoetkoming (KNGT) dan wel voldoen aan de normen uit art. 168aa(5) van het Bgfo Wft. Dit zou volgens de AFM wel moeten, want relatiegeschenken zijn nou eenmaal provisies. En dus moeten beleggingsondernemingen bij het ontvangen van relatiegeschenken de provisieregels in acht nemen.
Wanneer beleggingsondernemingen dit daadwerkelijk gaan doen, zullen zij het overgrote deel van de relatiegeschenken – hoe klein ook – moeten gaan afslaan. Hoewel wij begrijpen dat belangenconflicten moeten worden tegengegaan, zijn wij van mening dat deze strikte interpretatie van de provisieregels toch wat ver gaat. Als we de brief van de AFM tot op de letter volgen, zou een beleggingsonderneming niet eens meer een goedkoop flesje wijn mogen aannemen. Een fles wijn staat immers niet op de lijst van KNGT’s, en het valt ook moeilijk te betogen dat de fles de kwaliteit van de dienstverlening bevordert. Maar zou die fles wijn nu echt zorgen voor een belangenconflict?
Nina Peters is consultant van Charco & Dique, dat gespecialiseerd is op het gebied van (inter)nationale financiële wet- en regelgeving en praktische adviezen geeft op het terrein van in compliance, legal en risk management.