Zoals de consument in de supermarkt niet meer weet welk icoontje op verpakkingen nou ook alweer voor welke ingrediënten staat, van diervriendelijk tot veganistisch, zo weet de particulier op financiële markten niet meer wijs uit triple-P, ESG, UNPRI/PRB, UN Compact, UNGP’s, SDG, enzovoorts.
Dat maakt niet veel uit, zo lang het maar gebeurt, stelt hoogleraar Pensioenmarkten Fieke van der Lecq. Elke stap op weg naar duurzaamheid is volgens haar vooruitgang. ‘Dat de burger-op-straat bij de term biodiversiteit aan een wasmiddel denkt, hoeft geen probleem te zijn.
De vraag hoeveel rendement beleggers over hebben voor duurzaamheid wordt ondertussen minder relevant. Het wordt immers steeds duurder om niet-duurzaam te beleggen, als je het juridische risico en het reputatierisico meeneemt. Niemand wil meer de voorpagina halen met foute mijnbouw, slechte arbeidsomstandigheden en ernstige milieuvervuiling. Ook zijn er inmiddels vele studies die uitwijzen dat gezonde governance en sociaal werkgeverschap leiden tot stabiele bedrijfsresultaten en goede rendementen voor investeerders. De oorspronkelijke uitruil verandert daarmee in een win-win situatie.
Greenwashing
Maar zijn we er dan? Voorlopig nog niet. Het nieuwe risico heet greenwashing. Dat gaat niet alleen over milieuvriendelijk beleggen, maar ook over pseudo-sociaal werken en belonen en over disfunctionele bestuurspraktijken. De term duurzaam is immers nogal leeg. Als je jarenlang veel winst maakt, ben je ook duurzaam bezig, maar dan voor je eigen bedrijfsresultaat.
Het gaat er dus om dat duidelijk is welke criteria gelden voor echt duurzame beleggingen. De Europese Commissie heeft daarom een zogeheten taxonomie uitgebracht, die specificeert hoe de mate en manier van duurzaamheid van beleggingen moet worden gerapporteerd. Op die manier zou duidelijk moeten worden wat echt duurzaam is en wat schone schijn is.
Helaas geldt die taxonomie vooral voor partijen die zich willen profileren met duurzame beleggingen. De anderen, die het niet interesseert en die het reputatierisico voor lief nemen, hoeven hier niet over te rapporteren. Simpel gezegd: de taxonomie geldt wel voor ‘groen’ maar niet voor ‘bruin’. Dat leidt tot twee ongewenste neveneffecten.
Doel voorbij
Ten eerste lijden hier de goeden onder de kwaden: wie het beter wil doen, krijgt meer administratieve lasten. Ten tweede zien we juist in de duurzame sectoren veel kleine initiatieven, voor wie extra rapportagelast prohibitief kan zijn. De grote traditionele partijen kunnen hier gemakkelijker middelen voor vrijmaken dan de nieuwe toetreders, die vernieuwing en verbetering willen introduceren. Zo schiet de taxonomie mogelijk zijn doel voorbij: de regulering pakt niet het probleem aan, maar beperkt de oplossingen.
Daarnaast blijft een vraag hoe ver je moet kijken. Jaar in jaar uit kan ik mijn studenten economie verbazen door ze te vertellen dat een vliegtuigproducent tevens de grootste wapenfabrikant is. Ze begrijpen dan dat een simpele bedrijfstakclassificatie niet volstaat. Moeilijker wordt het bij het beoordelen van kredieten.
Neem bijvoorbeeld de landbouw: hoe ver moeten banken gaan in het classificeren van kredieten voor landbouwwerktuigen? Is de financiering van een trekker groener bij een biologisch werkende akkerbouwer dan bij een gangbaar werkende veehouder? En wat vinden we ervan als de boeren met hun gefinancierde trekkers de openbare orde verstoren en schade aanrichten aan met gemeenschapsgeld betaalde voorzieningen?
‘Volg het geld’ klinkt zo eenvoudig, maar tot hoe ver? Wie het weet, mag het zeggen, maar doe dat vooral zo transparant mogelijk.’
Fieke van der Lecq is hoogleraar Pensioenmarkten aan de Vrije Universiteit Amsterdam en lid van SER-commissie. Dit commentaar verschijnt komende week ook in de vierde editie van Fondsnieuws Institutioneel, een uitgave gericht op pensioenbestuurders en - beleggers.