Regels en procedures rond de MiFID II-geschiktheidstoetsen moeten verder worden aangescherpt aan de hand van de meest recente wijzigingen in deze regelgeving. De advisering moet meer holistisch worden, en minder productgericht.
Deze maand is nieuwe wetgeving van kracht gegaan. De richtlijnen met betrekking tot bepaalde aspecten van de MiFID II-geschiktheidseisen, zoals in alle officiële talen van de EU gepubliceerd op 3 april 2023 (kenmerk: ESMA35-43-3172) zijn per 3 oktober 2023 van kracht. De gewijzigde richtlijnen hebben als doel de toepassing van bepaalde aspecten van de geschiktheidseisen van MiFID II te verduidelijken, om zo een meer gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing te realiseren voor beleggingsadvies en vermogensbeheer.
Een flinke uitdaging voor de markt. Dit betekent een verdere aanscherping van regels en procedures, inwinnen van meer en kwalitatief betere informatie en vervolgens beoordelen wat je met deze informatie kunt of moet doen om tot een goede dienstverlening te komen waarbij de klant centraal staat.
Een aantal aandachtspunten uit de Richtsnoeren:
· Beleggingsondernemingen moeten door middel van hun beleid en procedures alle informatie kunnen inwinnen en beoordelen die nodig is voor een geschiktheidstoets voor elke cliënt.
· Beleggingsondernemingen dienen ook redelijke maatregelen te nemen om te beoordelen in hoeverre de cliënt het beleggingsrisico en het verband tussen risico en rendement begrijpt, omdat beleggingsondernemingen met deze informatie zoveel mogelijk in het belang van de cliënt kunnen handelen.
· Wanneer er vragen worden gesteld, dienen beleggingsondernemingen duidelijk en helder uit te leggen dat zij aan de hand van de beantwoording van die vragen beter inzicht kunnen krijgen in de houding van de cliënt ten aanzien van risico (risicoprofiel) en de daaraan verbonden risico’s die voor hen geschikt zijn.
· Indien cliënten om beleggingsadvies over hun gehele financiële portefeuille vragen, dienen beleggingsondernemingen bijvoorbeeld meer informatie in te winnen over deze cliënten dan wanneer cliënten om specifiek beleggingsadvies vragen over een vrij klein deel van hun totale vermogen.
· In plaats van te vragen of een cliënt de begrippen risico-rendementsverhouding en risicospreiding begrijpt, dient de beleggingsonderneming enkele praktische voorbeelden van situaties voor te stellen die zich in de praktijk kunnen voordoen, bijvoorbeeld in de vorm van grafieken of optimistische en pessimistische scenario’s die op redelijke veronderstellingen zijn gebaseerd.
· Beleggingsondernemingen dienen de informatie van cliënten geregeld te verifiëren om te waarborgen dat zij niet verouderd, onjuist of onvolledig wordt. Daartoe dienen beleggingsondernemingen te voorzien in procedures en systemen om periodiek informatie te updaten.
De wijze waarop de huidige geschiktheidstoetsen zijn ontwikkeld, kent veel beperkingen en speelt vaak onvoldoende in op de laatste Richtsnoeren, zo blijkt uit pan-Europees onderzoek. De volgende elementen kunnen in veel gevallen worden verbeterd:
1. Persoonlijke benadering en inzicht in rendement en risico
Vaak wordt alleen gebruik gemaakt van een algemene vragenlijst, maar zeker volgens de laatste richtlijnen is het van belang ook een kwantitatieve benadering toe te voegen. Dit kan bijvoorbeeld door het gebruik van scenarioanalyse. Op basis van de persoonlijke situatie kan inzicht worden gegeven in de haalbaarheid van persoonlijke doelstellingen en impact van economische ontwikkelingen op het vermogen in een optimistisch of pessimistisch scenario.
2. Een meer holistische benadering
De aanpak met een geschiktheidstoets is vaak op portefeuilleniveau en niet op klantniveau. Er wordt beoordeeld welk risico de klant wil en kan nemen met de betreffende portefeuille. Andere vermogensbestanddelen worden wel uitgevraagd, maar worden in veel gevallen niet in het advies meegenomen. Zoals in de richtlijnen is aangegeven kun je anders met het beleggingsadvies omgaan wanneer het een klein deel van het vermogen betreft dan wanneer het om een groot deel van het vermogen gaat. Doordat steeds meer data digitaal beschikbaar is, kan steeds beter rekening worden gehouden met meerdere vermogensbestanddelen en dat komt het advies ten goede. Het is van belang om hier met beleid en procedures op in te spelen.
3. Monitoren en updaten van informatie
Een belangrijk aandachtspunt is het updaten van de ‘geschiktheid’. Dit kan door de financiële instelling automatisch worden uitgevoerd door middel van het monitoren van de persoonlijke doelstelling(en) van de klant. Ook de klant heeft de verantwoordelijkheid wijzigingen in de persoonlijke situatie door te geven zodat kan worden getoetst of de beleggingsportefeuille (de combinatie van financiële producten) nog steeds past bij de persoonlijk doelstelling en de risicovoorkeuren van de klant. Bij vermogende klanten is hier doorgaans voldoende aandacht voor. Bij kleinere beleggingsportefeuilles is dit vaak een uitdaging.
De richtlijnen kunnen aanleiding zijn voor het updaten van beleid en processen. Een toekomstgerichte aanpak kan financiële instellingen en adviseurs helpen om de volgende stap te zetten van productgericht advies naar een meer holistisch advies, en op een efficiënte manier te adviseren over meerdere rekeningen dan wel producten en meerdere doelen, waarbij inzicht wordt gegeven rendement en risico op portefeuilleniveau maar ook op klantniveau. De monitoring kan zorgen voor doorlopende geschiktheid van de beleggingsportefeuille indien zich geen wijzigingen voordoen in de persoonlijke situatie.
Ronald Janssen is managing director goals based planning bij Ortec Finance, een wereldwijde leverancier van technologie en oplossingen voor het nemen van investeringsbeslissingen. Ortec Finance is een van de kennispartners van Investment Officer en schrijft maandelijks een bijdrage over uiteenlopende thema’s.