De inflatie heeft een zware tol geëist van de prestaties van de Belgische pensioenfondsen, maar de balans van het afgelopen jaar blijft erg positief. De aandelenblootstelling staat nu op een historisch hoogtepunt van meer dan 44 procent van het beheerde vermogen.
De tweede pijler (aanvullende pensioenen voor werknemers) is een belangrijk onderdeel van de pensioenvoorbereiding van de Belgen. ‘Ruim 2 miljoen deelnemers beleggen nu al in pensioenfondsen’, zegt Philip Neyt (foto), voorzitter en woordvoerder van PensioPlus, in een gesprek met Investment Officer.
Prestaties
Volgens de prognoses zal de sector van de pensioenfondsen tegen eind 2021 goed zijn voor meer dan 43 miljard euro van de in totaal 110 miljard euro in de tweede pijler, d.w.z. ongeveer 40 procent van het totaal.
‘Ondanks de lagere rendementen blijft de sector in goeden doen: de netto-instroom is groter dan de uitstroom, de opgebouwde reserves blijven groeien en het aantal deelnemers neemt toe. De stresstests die de Belgische en Europese toezichthouders hebben uitgevoerd, bevestigen de goede gezondheid van de Belgische tweede pijler, zowel op korte als op lange termijn of in de meer turbulente periodes op de financiële markten.’
Het rendement in 2021 heeft zich hersteld ten opzichte van 2020, met een stijging van 9,08 procent in nominale termen, wat zich vertaalt in een stijging van 3,38 procent in reële termen als gevolg van de inflatie die het afgelopen jaar is gestegen tot meer dan 5 procent. ‘Deze prestaties moet je echter op lange termijn bekijken. Over een periode van 37 jaar bedraagt het reële rendement na inflatie 4,6 procent, en 100 euro belegd in 1985 zou vandaag 515 euro vertegenwoordigen in reële termen (en meer dan 1100 euro in nominale termen).’
Risicoblootstelling
2021 is een moeilijk jaar geweest voor de financiering van de pensioenen, met een erg lage obligatierente en een versnellende inflatie die het spaargeld van de Belgische gezinnen heeft aangetast. ‘De financiering van de pensioenen door de eerste en tweede pijler is veel duurder geworden dan in het verleden’, bevestigt Philip Neyt. ‘In dit klimaat vloeit het geld eerder naar marktsegmenten die nog een aantrekkelijk rendement hebben.’
Die trend komt tot uiting in de samenstelling van de portefeuilles. Eind 2021 was 44 procent van de pensioenfondsen belegd in de aandelenmarkten, het hoogste niveau sinds 2008. Bedrijfsobligaties zijn ook gestegen tot de helft van de obligatieportefeuille (die 46 procent van het in pensioenfondsen belegd vermogen vertegenwoordigt). In totaal wordt 75-80 procent van het beheerde vermogen rechtstreeks belegd in de reële samenleving, hetzij via aandelen, bedrijfsobligaties, vastgoed, of minder liquide maar meer renderende alternatieve activaklassen zoals infrastructuurprojecten.
Duurzaamheid
‘Er bestaat tegenwoordig niet zoiets als een risicoloze belegging. De spaarder moet immers risico’s nemen om nog wat rendement te behalen. Hoe langer u echter belegt, hoe minder risico u neemt. Daarom is beleggen in reële activa (infrastructuur, enz.) een rendabel en aantrekkelijk alternatief, vooral voor pensioenfondsen van de tweede pijler’, zegt Philip Neyt.
‘Het huidige debat over pensioenen hangt samen met het arbeidsmarktbeleid. Voor een gezonde economie is een actief en dynamisch beleid nodig, met een werkgelegenheidsgraad die de eerste en tweede pijler van de pensioenen kan onderbouwen.’
Het bevestigt ook dat duurzaamheidsoverwegingen in het beleggingsbeleid van pensioenfondsen steeds belangrijker worden. ‘Er is nu een duidelijke trend om bij het beheer van beleggingsfondsen met deze criteriarekening te houden, en meer dan 83 procent van de pensioenfondsen heeft nu ESG-factoren in hun beleggingsbeleid opgenomen.’