Meer dan 80 procent van de pensioenfondsen wil meer inspanningen doen ten gunste van duurzaamheid. Dat blijkt uit onderzoek van VBDO en Caceis onder 30 kleine en middelgrote pensioenfondsen. Opvallend is dat hieraan vooral intrinsieke motivatie ten grondslag ligt van pensioenfondsbestuurders, die in dit thema zowel kansen als risico’s voor de portefeuille zien.
Uit de jaarlijkse enquête van bewaarbank Caceis Nederland onder de pensioenfondsen, opgesteld in samenwerking met de VBDO, blijkt dat door onduidelijkheid in de Europese richtlijn SFDR de meerderheid (65 procent) van de fondsen kiest voor vrijstelling voor de artikel 4-rapportage.
81 procent van de pensioenfondsen geeft aan meer te willen doen op het gebied van duurzaamheid. Ten opzichte van vorig jaar is een grote stijging te zien in het aantal pensioenfondsen dat één of meerdere Sustainable Development Goals (SDG)-doelen heeft geïntegreerd in het ESG-beleid: van 58 procent in 2020 naar 81 procent in 2021. Koplopers zijn nog steeds de milieudoelstellingen. Invulling geven aan SFDR en de eerste taxonomiedoelen staat hoog op de duurzaamheidsagenda.
De meerderheid van de pensioenfondsen heeft inmiddels ESG-doelstellingen verankerd in haar beleid. De meest voorkomende elementen hierin zijn een uitsluitingsbeleid, ESG-integratie en engagement. Engagement heeft het afgelopen jaar de grootste stijging laten zien. Productcategorieën die het meest uitgesloten zijn om in te investeren zijn controversiële wapens, tabak, thermische kolen, nucleaire energie, en teerzanden.
Het ESG-beleid is meestal gebaseerd op de UN Global Compact, de UN PRI en het IMVB-convenant. Ook komt naar voren dat de kwaliteit en beschikbaarheid van data pensioenfondsen ervan weerhoudt ESG-criteria toe te passen op al de vermogenscategorieën van het fonds.
Xander Urbach, projectmanager van de VBDO benchmark ‘duurzaam beleggen door pensioenfondsen’, zegt dat de kleinere fondsen steeds meer gebruik kunnen maken van ambitieuze tools zoals de Paris-aligned benchmark van de Europese Commissie, wat ze in een aantal gevallen ook doen. Dit biedt de kleinere fondsen de mogelijkheid om op korte tot middellange termijn leiderschapspositie over te nemen van grotere fondsen”.
Op 10 maart 2021 zijn de eerste regels uit de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) in werking getreden. In de SFDR wordt onderscheid gemaakt tussen financiële producten die duurzame beleggingen ten doel hebben (artikel 9-producten) en financiële producten die duurzame kenmerken promoten (artikel 8-producten). Een derde categorie zijn de financiële producten die niet als duurzaam worden gepromoot (artikel 6-producten). De meeste pensioenfondsen classificeren de pensioenregeling als artikel 6 en 8, beide 46 procent. Slechts 8 procent kiest ervoor om de regeling te classificeren als artikel 9.
Het staat een pensioenfonds met minder dan 500 werknemers vrij om voor de vrijstellingsmogelijkheid te kiezen voor de artikel 4-rapportage. Maar liefst 65 procent van de fondsen kiest vooralsnog voor deze mogelijkheid. De meest genoemde reden is de onduidelijkheid over de Level 2-vereisten. Iets meer dan de helft van de fondsen heeft gekozen voor een ESG-benchmark. Hierbij wordt het vaakst gekozen voor de ESG-benchmarks van benchmarkprovider MSCI.
Outsourcen van ESG-rapportages
De meeste fondsen kiezen ervoor om een of meerdere informatieverplichtingen die voortvloeien vanuit SFDR uit te besteden. Zo kiest 60 procent voor uitbesteding van de productniveaurapportage welke verplicht is voor fondsen die zichzelf classificeren als artikel 8 of 9. Ongeveer de helft van de fondsen kiest voor outsourcing van de entiteitsniveau- en taxonomierapportage. Slechts 24 procent van de geënquêteerden kiest ervoor om geen van de rapportageverplichtingen uit te besteden.
Bij de meeste pensioenfondsen worden duurzaamheidsrapportages nog verzorgd door de fiduciair managers of asset managers.