Peter De Coensel van DPAM ziet waarde in inflatiegelinkte obligaties. Hij denkt dat de break-even rates de komende jaren geleidelijk zullen normaliseren.
Peter De Coensel, CIO Fixed Income bij Degroof Petercam Asset Management (DPAM) kent een boerenjaar, want de obligatiefondsen en -mandaten bij DPAM presteren uitstekend. We peilden bij hem naar zijn meest recente positionering, met name in het licht van de ECB-meeting op 12/9.
De Coensel: ‘De voorbije twee weken hebben we gezien hoe de rentevoeten op Duitse 10-jarige Bunds zijn gestegen van een absoluut dieptepunt van -0,70 procent eind augustus tot zowat -0,45 procent vandaag. Dat kwam vooral door een zeer groot aanbod van nieuwe emissies van bedrijven uit de VS, Europa en de emerging markets, die allemaal papier zijn gaan uitgeven met looptijden van 5, 10 en zelfs 30 jaar.’
De Coensel verwacht dat de huidige extreem lage financieringskosten overheden, bedrijven en particulieren zullen aansporen tot het opnemen van krediet. Uiteindelijk zal een verwacht arbitrage-effect zich manifesteren: ‘De oplopende vraag naar krediet zal de nominale rente onder druk zetten. We verwachten dat nominale rentes opnieuw positief worden. Hoe snel dit proces zich doorzet, is koffiedik kijken. Onzekerheden moeten verdwijnen. De ECB-beslissingen zullen echter de reële rentevoeten voor langere tijd in negatief terrein houden. De ECB voerde immers een strategische koerswijziging door. Ze verliet het kalenderperspectief en verbond het soepel beleid met hun inflatiedoelstelling. De ECB wordt ‘path dependent’ en zal pas het huidige beleid wijzigingen indien ze hun inflatiedoelstelling realiseren.
Inflatieverwachtingen
De Coensel houdt dus de € 5y/5y inflatieswap nauwlettend in de gaten. Deze weerspiegelt de inflatieverwachtingen binnen 5 jaar gedurende 5 jaar en wordt bepaald via interbancaire handelaars in inflatie. Die is de afgelopen weken opgelopen van 1,20 naar 1,30 procent. De afgelopen 15 jaar bedroeg de hoogste stand van deze inflatie-indicator 2,80 procent. Net voor de zomer werd een historisch laag niveau opgetekend van 1,13 procent. De Coensel verwacht dat deze indicator geleidelijk aan naar 1,5 en daarna naar 2,00 procent zal normaliseren.
‘Dit zal gepaard gaan met break-even rates die hoger zullen komen te liggen voor inflatiegelinkte obligaties. De break-evenindicator, die het verschil aangeeft tussen nominale rente en reële rente op obligaties met dezelfde looptijd, vertelt mij dat er waarde zit in inflatiegelinkte obligaties, zowel in Europa, de VS als in andere regio’s. In onze fondsen hebben we, naargelang de vrijheidsgraden, de weging opgetrokken.’
Krediet
Ook in krediet ziet De Coensel nog steeds potentieel: ‘Iedereen is bang voor een recessie, maar wij denken bij DPAM dat kwalitatieve bedrijfsobligaties behoorlijk ondersteund zullen blijven. Je ziet dat bedrijven, zowel Investment Grade als High Yield emittenten, welke een gedisciplineerd financieel beleid voeren met oog voor schuldgraad en liquiditeit een bron zijn van gezonde diversificatie en extra rendement. Indien de groeivertraging duidelijker wordt, zal eveneens de dispersie toenemen tussen goede en slechte kredieten. Selectie is dus essentieel.’
Boodschap
De Coensel merkt nog op dat de ECB-meeting van 12/9 een interessante boodschap gaf. ‘De ECB zal haar mandaatbeschrijving aanpassen onder het leiderschap van Lagarde. Bovenop de huidige inflatiedoelstelling van 1,8 tot 1,9 procent wenst de ECB een concept van symmetrie te hanteren. Inflatie mag evolueren aan de onderkant als aan de bovenkant van de 1,8/1,9 procent inflatiedoelstelling zonder een reactie uit te lokken op de beleidsrente. De US FED zou deze symmetrie ook gedurende 2020 invoeren.’
Tot slot herhaalt De Coensel een boodschap die hij al verschillende keren gegeven heeft: ‘Obligaties worden al te vaak stiefmoederlijk behandeld. De tijd dat je een OLO tien jaar bijhield tot eindvervaldag en in de tussentijds niets deed buiten de coupons innen, is voorbij. Heel wat waarnemers zijn gefrustreerd dat ze de afgelopen vijf jaar niets verdiend hebben met obligaties terwijl het een schitterende periode is geweest.
Je moet diversifiëren en wereldwijd kijken, ook buiten de klassieke core overheidsobligaties. Een obligatieportefeuille samenstellen is veel technischer dan een aandelenportefeuille, maar dat er geen waarde meer zit in obligaties, spreek ik tegen. Diversifiëren over looptijden, curves, munten en sectoren zonder segmenten die, na analyse, kwalitatieve carry opleveren zoals emerging market debt, high yield achterwege te laten.’