De Luxemburgse wetgever heeft het weer voor elkaar: met wetsvoorstel 8183 dat onlangs door het Luxemburgse parlement is aangenomen en op 28 juli 2023 in werking trad, is de Luxemburgse fondsenwetgeving voorzichtig gemoderniseerd.
Het wetsvoorstel beoogt de structureringsmogelijkheden te verruimen naar aanleiding van de trend tot democratisering van privévermogen en leidt tot een grotere aantrekkelijkheid van Luxemburg als centrale hub voor beleggingsfondsen in Europa. Het waarborgt ook het toekomstige concurrentievermogen van Luxemburg als financieel centrum.
In essentie wijzigt het wetsvoorstel de vijf sectorale productwetten die beleggingsfondsen en hun beheersentiteiten in Luxemburg reguleren: de wet van 15 juni 2004 betreffende de beleggingsmaatschappij in risicokapitaal (SICAR-wet), de wet van 13 februari 2007 betreffende gespecialiseerde beleggingsfondsen de (SIF-wet), de wet van 17 december 2010 betreffende instellingen voor collectieve belegging (ICB-wet), de wet van 23 juli 2016 betreffende voorbehouden alternatieve beleggingsfondsen (RAIF-wet) en de wet van 12 juli 2013 betreffende beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (AIFM-wet).
Focus op geselecteerde details
De wetswijzigingen zijn veelzijdig, waarbij de volgende wijzigingen van bijzonder belang zijn voor financiële marktdeelnemers in de alternatieve beleggingssfeer, met nadruk op wijzigingen die de aantrekkelijkheid van de Luxemburgse fondsenwetgeving voor kleine beleggers vergroten.
Het wetsvoorstel verbetert eindelijk de consistentie tussen de SICAR-wet, de SIF-wet en de RAIF-wet door te verduidelijken dat de vehikels in Luxemburg mogen worden verhandeld aan alle goed geïnformeerde beleggers, zelfs degenen die niet als professionele beleggers kunnen worden beschouwd.
Van essentieel belang is ook de verlaging van het minimumbeleggingsbedrag voor goed geïnformeerde beleggers van 125.000 euro naar 100.000 euro, naast de afschaffing van de vereiste om de oprichting van het RAIF binnen 5 werkdagen na de oprichting van de entiteit (de zogenaamde ‘constat de constitution’) te laten vastleggen in een notariële akte voor RAIF-vehikels die bij notariële akte zijn opgericht, en de invoering van de verplichting om de informatie die aan het Luxemburgse handelsregister is verstrekt, binnen twintig dagen na een wijziging bij te houden.
Wettelijke minimumkapitaal
Bovendien zijn, met name naar aanleiding van de marktvraag van abi-beheerders die illiquide strategieën implementeren, de termijnen voor het bereiken van het vereiste wettelijke minimumkapitaal voor SICAR’s, SIF’s en RAIF’s verlengd van 12 maanden tot 24 maanden en van 6 maanden tot 12 maanden in de ICB-wet. De ICB-wet bevat nu ook wijzigingen met betrekking tot de beschikbare rechtsvormen voor dergelijke entiteiten, die nu in overeenstemming zijn met wat is toegestaan voor RAIF’s en SIF’s, en om de uitgifteprijs vrij te bepalen (voorheen uitsluitend gekoppeld aan de NIW).
Daarnaast introduceerde het wetsvoorstel contractuele flexibiliteit ten opzichte van de voorheen voorgeschreven kennisgevingstermijn van 2 maanden voor een wijziging van bewaarder. SICAR’s, SIF’s, ICBE’s en ICB’s van Deel II kunnen nu contractueel met de respectieve partijen een gewenste termijn overeenkomen. Daarnaast kunnen abi-beheerders nu ook gebruikmaken van de diensten van verbonden agenten en is het fiscale regime voor inschrijvingen op bepaalde punten gemoderniseerd, onder meer door een belastingvrijstelling te verlenen aan fondsen met een vergunning als Europees Long Term Investment Fund (ELTIF) of Pan European Pension Products (PEPP).
Onderzoek in Nederland
Hoewel Nederland recentelijk geen nieuwe wetgevende ontwikkelingen heeft geïntroduceerd voor de juridische omgeving van beleggingsfondsen, heeft de toezichthouder, de AFM, op 1 augustus 2023 haar voorlopige observaties en specifieke standpunten uit een eerder onderzoek gepubliceerd met betrekking tot het beheer van duurzaamheidsrisico’s door beheerders van Nederlandse beleggingsfondsen.
Het onderzoek was gericht op het identificeren, beoordelen, minimaliseren en monitoren van duurzaamheidsrisico’s. In de eerste fase van het onderzoek heeft de AFM vijftien fondsmanagers om informatie gevraagd over specifieke aspecten van duurzaamheidsrisicobeheer. In de tweede fase is de AFM uitgebreid in gesprek gegaan met vier geselecteerde fondsmanagers.
De observaties van de AFM zijn dat er grote verschillen zijn in de beschikbaarheid en kwaliteit van data, dat het verschil tussen duurzaamheidsdoelen en duurzaamheidsrisico’s niet voor iedereen even duidelijk is en dat de meerderheid van de fondsmanagers in meer of mindere mate processen heeft ingericht om risico’s te identificeren.
De inzichten zijn onder andere dat er verschillende methoden zijn om de verantwoordelijkheid voor duurzaamheidsrisicomanagement te regelen en dat de meeste fondsmanagers de SFDR-definitie gebruiken voor de beoordeling van duurzaamheidsrisico. Verder worden stresstesten en scenarioanalyses niet algemeen toegepast.
De AFM blijft de komende tijd aandacht besteden aan risicomanagement door fondsmanagers, waaronder risicomanagement met betrekking tot het gebruik van data van externe aanbieders. Op Europees niveau wordt ook onderzoek gedaan naar het beheer van duurzaamheidsrisico’s door fondsmanagers.
Tom Loonen is hoogleraar financieel recht Vrije Universiteit Amsterdam en special counsel Pinsent Masons Nederland. Jan Saalfrank is partner beleggingsfondsen van Pinsent Masons Luxemburg. Lous Vervuurt is advocaat bij Pinsent Masons en adviseert cliënten over financiële regelgeving en de naleving van anti-witwaswetgeving. Het advocatenkantoor is een kennispartner van Investment Officer.