Het toezicht in Ierland, Luxemburg en Nederland bleek onvoldoende in de jaren dat Brexit financiële diensten wegdreef van het Verenigd Koninkrijk naar EU-lidstaten, zo heeft een peer review onder Europese financiële toezichthouders uitgewezen.
In een analyse van de wijze waarop nationale toezichthouders in de EU zijn omgegaan met de verplaatsing van financiële ondernemingen in het post-Brexit-tijdperk, is in een collegiale toetsing via de Europese Autoriteit voor effecten en markten, Esma, geconcludeerd dat de praktijken in Ierland, Luxemburg en Nederland ‘niet aan de toezichtverwachtingen voldeden’.
Meer in het algemeen maakte de evaluatie duidelijk dat nationale toezichthouders op grote schaal gebruik maakten van uitbestedings- en delegatieregelingen; en dat verschillende ondernemingen met beperkte technische en personele middelen naar de EU verhuisden. De toezichthouders hanteerden verschillende interpretaties van proportionaliteit wanneer het ging om inhoudelijke vereisten. ‘Dit leidde er in bepaalde gevallen toe dat sommige kleinere ondernemingen hun activiteiten verplaatsten met slechts zeer minimale voorzieningen.’
‘Belangrijke aanbevelingen’
De peer review ‘richtte zich op enkele van de gebieden waar volledige convergentie het moeilijkst te realiseren was en doet daarom belangrijke aanbevelingen’, aldus Esma-voorzitter Verena Ross. ‘Deze aanbevelingen zullen helpen om verdere toezichtconvergentie op EU-niveau te bevorderen en het vergunningsproces van (nationale toezichthouders) voor de toekomst te versterken.’
Uit de evaluatie bleek onder meer dat de drie nationale toezichthouders in deze landen vergunningen hadden verleend aan kandidaat-ondernemingen met een gebrek aan personeel in termen van senior managers en personele en technische middelen. Ook bleek dat niet was voldaan aan de verwachtingen van de toezichthouders ten aanzien van delegatieregelingen.
White label diensten
Luxemburg werd in de collegiale toetsing ook uitgelicht vanwege de wijze waarop haar toezichthouders omgingen met de zogenaamde “white label”-diensten. De CSSF heeft hier tijdens de evaluatieperiode niet specifiek op toegezien, hoewel zij in het tweede kwartaal van 2021, na de evaluatieperiode, wel een onderzoek naar de white label-praktijken heeft uitgevoerd.
In een reactie op de evaluatie, zei de CSSF het niet eens te zijn met de conclusie over white label-activiteiten, en merkte op dat de toename van de activiteiten als gevolg van Brexit ‘slechts marginaal’ was in vergelijking met het totale beheerde vermogen dat in Luxemburg is gedomicilieerd.
‘De CSSF is verrast door enkele van de bevindingen die nu door de peer review commissie naar voren zijn gebracht, en is het sterk oneens met zowel het algemene proces als enkele van de individuele bevindingen’, aldus de toezichthouder. ‘De CSSF is van mening dat de zwakke punten die in de onderzochte rechtsgebieden zijn vastgesteld, de basis moeten vormen voor verdere convergentiewerkzaamheden.’
‘Gemeenschappelijke Europese aanpak’
De Nederlandse toezichthouder AFM zei dat de evaluatie duidelijk maakte dat er grenzen waren aan wat nationale toezichthouders konden doen op het moment dat Brexit plaatsvond. ‘Dit heeft betrekking op gebieden als uitbesteding, delegatie en adequate contractuele personeelsbezetting; onderwerpen die nadere discussie behoeven en gebaat zijn bij een gemeenschappelijke Europese aanpak.’
Dit artikel verscheen eerder op Investment Officer Luxembourg.