
Rabobank heeft haar belang in aandelen licht afgebouwd. Na bijna een jaar maximaal overwogen te zijn geweest, is het volgens de bank tijd om wat winst te nemen.
Dat schrijft beleggingsstrateeg Ineke Valke (foto). Het vrijgekomen vermogen belegt de bank in wereldwijde bedrijfsobligaties, omdat deze een betere bescherming bieden in de verwachte volatielere markten. Ook is de rente erop hoger dan die op staatsobligaties.
‘Sinds onze maximale overweging medio december bedraagt het rendement op aandelen ruim 20 procent, terwijl obligaties 2 procent inleverden. Wij verwachten dat het rendement op aandelen de komende maanden minder hoog zal uitkomen’, schrijft Valke.
Ze benadrukt intussen wel, dat aandelen nog altijd de beste rendementsperspectieven bieden. Dit omdat de economie zich pas in een beginstadium van de expansieface bevindt en profiteert van een inhaalslag. De winstgroei die voor de komende twaalf maanden 12 procent bedraagt, plus de steun vanuit dividendverhogingen, maakt het dividendrendement volgens haar aantrekkelijk, vooral in de financiële sector en energiesector.
3 procent-punt verlaging
Valke: ‘De komende kwartalen neemt de winstgroei echter af doordat de vergelijkingsbasis moeilijker wordt. Die groei kan sterker afzwakken als de hogere grondstofprijzen, tekorten in onderdelen en transportproblemen voor meer voorzichtigheid bij producent en consument zorgen. In enkele sectoren is dat al zichtbaar en wordt de productie terug geschaald, omdat hogere energielasten of tekorten in onderdelen een winstgevende productie in de weg staan. Uitstel van de omzet betekent echter nog geen afstel.’
Daarbij kunnen de afbouw van de monetaire steun van centrale banken, Chinese vastgoedperikelen, het Amerikaanse schuldenplafond en een toename van het aantal Corona-besmettingen tot volatiliteit leiden, schrijft de strateeg.
‘Daarom verlagen wij onze aandelenweging in een portefeuille met 50 procent aandelen met 3 procent-punt tot 55 procent. In zo’n volatielere omgeving bewegen obligaties minder heftig dan aandelen. De faillissementsrisico’s en verwachte kredietverliezen voor bedrijfsobligaties zijn voor de lange termijn laag, waardoor het renteverschil met staatsleningen, nu 1,6 procent versus 0,1 procent, kan verminderen. De kleine verschuiving uit aandelen zorgt voor een licht hogere obligatieweging van 44 procent, voor een groot deel ingevuld met bedrijfsobligaties.’
Meer achtergronden op Fondsnieuws: