De tweede jaarhelft ziet er goed uit, dankzij een combinatie van aantrekkende werkgelegenheid, consumentenbestedingen, investeringen en lage rentelasten, terwijl ook de winstontwikkeling positief is.
Dat schrijft Rabobank in zijn beleggingsvisie voor het derde kwartaal. De coöperatieve bank gelooft in een herstel van de bedrijfsresultaten van beursfondsen. Analisten verwachten voor de komende twaalf maanden een winstgroei van ruim 12 procent, terwijl het aantal winstwaarschuwingen tot nu zeer gering is.
‘Dat kan het huidige negatieve sentiment op de beurzen doen draaien in de tweede helft van het jaar,’ schrijft Rabobank in haar visie die tot stand is gekomen onder leiding van chief investment officer Han Dieperink (foto).
Tactische allocatie
De relatieve rust op de financiële markten is een gevolg van betere bedrijfsresultaten, voorspelbaar monetair beleid en wegvallende politieke onzekerheid. Door de lage correlatie tussen de verschillende deelmarkten blijft het aan de oppervlakte rustig. Die verschillen worden echter wel zichtbaar bij de opbouw van een portefeuille.
Hierdoor had de tactische allocatie een grote invloed op het rendement, schrijft Rabobank. Afhankelijk van het risicoprofiel van de portefeuille was tussen de 40 en de 80 procent van het totale rendement over het eerste halfjaar een gevolg van de tactische keuzes.
‘Alle portefeuilles positief resultaat’
‘Dat kwam ook omdat onze overweging voor aandelen en onze selecties binnen aandelen en obligaties in het eerste halfjaar goed hebben uitgepakt. Wij zien voorlopig geen reden om dit beleid aan te passen, maar de markt lijkt wel te starten met een nieuwe fase waarbij een minder grote rol is weggelegd voor het monetaire beleid en waarbij de economie weer op zijn eigen benen moet staan.’
Dit normalisatieproces is in de optiek van Rabobank uiteindelijk positief, ook voor financiële markten, hoewel marktsegmenten die geprofiteerd hebben van deze zoektocht naar rendement kwetsbaar ogen, meent Rabobank. ‘De kwetsbaarheid ligt wat ons betreft vooral bij obligaties en minder bij aandelen. Wij blijven daarom de voorkeur houden voor aandelen boven obligaties in portefeuille.’
De bank voegt eraan toen: ‘Het eerste halfjaar is positief verlopen voor de verschillende risicoprofielen binnen Rabobank. Het totaal rendement op aandelen was positief, maar obligaties moesten inleveren door de stijgende rente. In alle risicoprofielen was het rendement positief, mede omdat de verschillen tussen de diverse deelmarkten groot waren.’
Portefeuilleconstructie
In een toelichting op het beleid schrijft de coöperatieve bank: ‘De aandelenportefeuille is verdeeld over drie ruwweg gelijke delen: Core, Factor en Satellite. In de Core van de portefeuille volgen we passief de markt waarbij we kosten laag houden. In het factordeel trachten we bovenop dat marktrendement een factorpremie te oogsten van circa 1,5 procent op lange termijn. Door de brede spreiding in de Core en het Factordeel (twee derde van de aandelenportefeuille) is er ruimte in het satellietgedeelte voor meer opportunistische keuzes.’
‘Keuzes die wij bepalen op basis van fundamentele inzichten inzake waardering, liquiditeit en economische groei. Die keuzes pakten in het eerste halfjaar goed uit. Zowel de regionale allocatie als de thematische invulling droeg in positieve zin bij aan het totale rendement. Vooral het onderwegen van de zwaar wegende regio Noord- Amerika (meer dan de helft van de index) leverde een belangrijke bijdrage.’
Obligaties
Bij obligaties geldt dat de benchmark, de Barclays euro Aggregate index, in het eerste halfjaar een negatief rendement behaalde, aldus Rabobank. Nu is een groot deel van deze index feitelijk niet meer belegbaar, omdat veel stukken zijn opgekocht door de ECB of omdat institutionele beleggers stukken vasthouden op basis van wet- en regelgeving en niet kijken naar de prijs.
Die prijs (de rente) wordt gemanipuleerd tot beneden het nulpunt en vormt geen afspiegeling meer van de markt. De keuzes die wij hebben gemaakt om te vluchten uit deze negatieve rentes, pakten in het eerste halfjaar grotendeels goed uit. Zo presteerden wereldwijde obligaties (afgedekt naar euro) beter dan Europese obligaties.
De overweging naar bedrijfsobligaties en dan vooral de keuze voor wereldwijd high yield en Coco’s (beide laatste categorieën zijn geen onderdeel van de benchmark) zorgden voor een positieve bijdrage. Alleen inflation-linked leningen bleven door de terugvallende inflatieverwachtingen en de versteiling van de rentestructuur achter bij de benchmark. Geheel genomen was sprake van een positief rendement voor het obligatiegedeelte voor de portefeuille.