De Britse zakenman Raman Dhir is niet bereid zijn aanklachten in een al acht jaar durend conflict met Theodoor Gilissen Bankiers te laten vallen als de wederpartij dit ook zou doen. Het krijgen van compensatie is voor hem een erezaak geworden.
Dat bleek vrijdag tijdens een hoger beroep voor het gerechtshof in Amsterdam.
Dhir vocht daarin de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam uit november 2014 aan dat hij Gilissen 4,5 miljoen euro moet betalen ter compensatie van een verlies dat overbleef nadat de bank zijn portefeuille in 2008 had geliquideerd.
In plaats hiervan wil Dhir gecompenseerd worden voor de verliezen die hij geleden heeft als gevolg van wat hij ziet als onzorgvuldig handelen van de bank.
Of het Hof Gilissen nu weer in het gelijk stelt, is nog niet zeker. De president zei - nadrukkelijk zonder vooruit te willen lopen op het vonnis - dat ook áls hij Dhir nu in het gelijk zou stellen, de Brit daarmee nog niet zijn schade vergoed zou krijgen. ‘Ook dan zijn jullie nog jaren aan het procederen’, hield hij beide partijen voor. Hij moedigde ze vervolgens aan om tot een schikking te komen.
‘Jullie hebben allebei schade geleden’, zei de rechter. ‘De kosten zullen alleen maar verder oplopen. Waarom laten jullie niet allebei jullie aanklachten vallen en lopen jullie niet gewoon de deur uit?’
Gilissen had hier blijkens de reactie wel oren naar, maar Dhir weigerde. Hij volhardt in zijn wens gecompenseerd te worden.
Verbitterd zei hij dat de bank ooit op haar website geschreven had dat zij in een conflict verwikkeld was met ‘een gekleurde buitenlander’. ‘Ze hebben mijn leven kapotgemaakt’. ‘Ze zetten me voor gek omdat ze iets te verbergen hebben.’
De zaak draait om de vraag of de bank te kort geschoten is in haar zorgplicht jegens Dhir, wat precies de voorwaarden waren van de afspraak waaronder hij handelde en wie daarbij welke risico’s liep of in ieder geval had mogen lopen.
Dhir was in zijn tijd dat hij klant was van Gilissen een zeer actieve belegger die veel handelde, zowel in aandelen als in futures. Hij was overeengekomen dat hij niet alles meteen hoefde te betalen, maar dat aan het eind van een periode simpelweg de winsten en verliezen tegen elkaar werden weggestreept en hij het verschil betaalde of kreeg bijgeschreven op zijn rekening.
Betwist wordt nu echter of de gebruikte constructie wel toegestaan was, de derivaten waarin hij handelde ook binnen de constructie vielen en of hij ook een kredietlijn had of dat hij niet meer mocht kopen dan aan geld op zijn beleggersrekening stond.
Tijdens de zitting van vrijdag werd de indruk gewekt dat er niet goed is geadministreerd. Zo werd er geregeld verwezen naar chatberichten die verstuurd zijn via de Bloomberg-terminal in plaats van naar een dossier.
Aan het begin van de kredietcrisis in 2008 bleken Dhirs posities flink onder water gekomen te zijn, waarop Gilissen hem vroeg een zogenoemde ‘margin call’ van 3,7 miljoen euro te voldoen.
Deze call werd later weer ingetrokken. Volgens Gilissen omdat Dhir een kredietfaciliteit had waaruit de verliezen betaald konden worden. Volgens Dhir vond die intrekking plaats om commerciële redenen, namelijk om de relatie met hem als grote belangrijke klant niet te schaden.
Dhir was echter geschrokken van de omvang van het verlies, welke volgens hem nooit had kunnen ontstaan als Gilissen zich aan de geldende regels had gehouden. Hij stelde zich daarom op het standpunt niet verantwoordelijk te zijn voor de verliezen en eiste van zijn kant juist compensatie van de bank.
De bank vroeg hem daarop 7,5 miljoen euro op zijn rekening te storten. Als hij dat niet zou doen, dan zou de bank zijn posities liquideren. Dhir weigerde, waarop de bank deze liquidatie daadwerkelijk uitvoerde. De Brit werd gesommeerd een overgebleven tekort van 4,5 miljoen euro aan te vullen. De rechter stelde Gilissen in 2014 in het gelijk.
Het Hof streeft ernaar om in het door Dhir gevraagde hoger beroep uitspraak te doen op 7 maart.