Toezichthouders en financiële sector hebben jarenlang een moeizame relatie gehad, maar door de grote uitdagingen van klimaatverandering en digitalisering slaat men - veel meer dan voorheen - de handen ineen.
In zijn ‘Trendzicht 2019’ wijst de Autoriteit Financiële Markten (AFM) drie trends als beeldbepalend aan: digitalisering, duurzaamheid en politieke onzekerheid. Deze exogene krachten maken dat AFM en financiële dienstverleners zich gemakkelijker met elkaar weten te verenigen, wat ook kan helpen om het geschade maatschappelijke vertrouwen te herstellen. Fondsnieuws sprak in het kader van het steekspel tussen markt en overheid met drie stakeholders: de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), de belangenvereniging voor assetmanagers (Dufas) en de AFM.
Eelco Dubbeling, directeur NVB:
‘Los van de incidenten, waarvan ook dit jaar sprake is geweest, zijn we nu al tien jaar bezig om een stabielere sector te bouwen voor de klant. We tuigen een Europese bankenunie op, de balansomvang van banken is naar een Europese schaal teruggebracht, en de bankbalansen zijn fors versterkt. We zijn begonnen, in 2015 ondersteund door een mkb-top, om mkb-sectoren die het moeilijk hadden, zoals glastuinbouw en binnenvaart, door de moeilijke jaren te trekken en we proberen het bedrijfsleven minder afhankelijk te maken van bankfinanciering.
Naar retailklanten toe zijn we bezig om meer te doen aan producttransparantie, het begrijpelijker en eenvoudiger maken van financiële producten. Daarbij proberen we eindklanten ook mee te nemen in de trend naar zelfredzaamheid, bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen en hypotheken. We zijn onder meer de campagne “Aflossingsblij” gestart, zodat mensen zich ervan bewust worden dat de renteaftrek op een dag stopt en dat een aflossingsvrije hypotheek niet betekent dat ze hun schuld niet af hoeven lossen. In dat kader is ook financiële educatie een speerpunt, waarvoor we met vierduizend bankiers het land in gaan.
En tot slot nemen we onszelf natuurlijk ook de maat door veel aandacht te geven aan cultuur en gedrag, met de bankierseed en een beroepsverbod als je de regels overtreedt. Het is met deze en andere maatregelen dat wij de sector willen versterken en ons inzetten voor een betere reputatie.
Maar het is waar, 2018 was wederom een pittig jaar met dossiers als “rentederivaten” en “topbeloningen”. Dat moeten we niet ontkennen. Dat praten we ook niet recht. Dat geldt ook voor financiële criminaliteit. Maar ik zeg altijd “never waste a good crisis”. Neem bijvoorbeeld de beloning. Daar is binnen de NVB veel discussie over geweest. Hoe betrek je stakeholders er beter bij? En hoe gaan we bij financiële criminaliteit samen met meer succes boeven vangen?
Daarbovenop zijn er de trends die ook de AFM voor 2019 heeft benoemd, zoals digitalisering van producten en dienstverlening, die geweldig aan de klanttevredenheid bijdragen, en duurzaamheid. Voor dat laatste geldt dat wij als bankensector “full force” werken aan het behalen van de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs. In dat kader zijn we ons ervan bewust dat de energietransitie niet zonder pijn gaat. Daarom moeten we het goed uitleggen, en dient de overheid duidelijke mijlpalen te slaan.
Wat opvalt is dat veel topbestuurders van banken er echt serieus mee bezig zijn. Ze maken zich zorgen over Nederland en de wereld en over de toekomst van onze kinderen. En er is natuurlijk ook eigenbelang in het spel, geen twijfel. Als we niet verduurzamen, dan wordt de bankbalans een serieus risico. Daarom hebben we belang bij een zo snel mogelijke vergroening. Hoewel veel van die belangen parallel lopen bij de sector en de toezichthouder, moeten we oppassen dat we niet doorschieten door een “tick in the box”-exercitie te doen in plaats van te kijken naar wat je met die regels wilt bereiken.
Hoewel het nog altijd wel schuurt, staan toezichthouders tegenwoordig wel meer open voor feedback, terwijl aan onze kant een nieuwe generatie bestuurders is aangetreden die veel communicatiever is en maatschappelijke thema’s ook daadwerkelijk aanspreekt en er niet meer voor wegduikt. Je moet dan wel tegen een stootje kunnen, want het maatschappelijke debat is in Nederland nogal fel, maar in deze tijd is communiceren een must.’
Iris van de Looij, algemeen directeur Dufas:
‘Duurzaam beleggen en zichtbaarheid, dat zijn voor ons als belangenvereniging van assetmanagers de grootste thema’s voor 2019. Wij waren niet zichtbaar genoeg, omdat we vooral voor de institutionele markt werken en we zo’n technisch verhaal te vertellen hebben. Maar feitelijk werken we natuurlijk voor de eindklant. Zeg maar: de gewone man. Dat stelt eisen aan je communicatie en aan de woorden die je kiest.
Hoewel wij onze eigen profilering willen verbeteren ten opzichte van andere stakeholders binnen de financiële sector, zijn er onderwerpen waarmee we wel veel meer verbinding kunnen leggen met de eindklant. Dat geldt bijvoorbeeld voor duurzaamheid. Zo zijn we nu druk bezig op Europees niveau om tot gezamenlijke definities te komen van wat duurzaamheid eigenlijk is. Daarvoor ontwikkelen we een taxonomie. Deze duurzame criteria zullen op termijn ook worden opgenomen in de zogenoemde EMT-sheets (European Mifid templates, red.) zodat eindklanten de mate van verduurzaming van een product kunnen vergelijken. Nu legt dat nog een forse belasting op mensen, maar in de toekomst is dat allemaal geautomatiseerd.
Hoewel de Europese Commissie en de Europese toezichthouder, Esma, de regelgeving harmoniseren, zie je toch dat landen er af en toe een andere interpretatie aan geven, wat tot een fragmentatie van de markt kan leiden. Nederlandse assetmanagers die internationaal actief zijn, beklagen zich daarover. Gelukkig komt de AFM op dat punt voor ons op.
Terugkijkend op de afgelopen tien jaar moet je zeggen dat de markt geweldig geprofessionaliseerd is. De liquiditeit van producten is fors verbeterd en dat geldt ook voor de informatievoorziening. Het provisieverbod heeft daarbij ook geholpen. Er is aan de retailkant een sterk accent komen te liggen op beheer, waardoor dit inmiddels van een institutioneel niveau is geworden. Wat wel een ding is, is dat de bank al die gedetailleerde informatie over een fonds of product wel wil, maar het valt te betwijfelen of dat ook voor de eindklant geldt. Uit onderzoek blijkt dat mensen er nauwelijks naar kijken. Je doet dit dan ook voor mensen die het naadje van de kous willen weten. We moeten beseffen dat meer informatie bijdraagt aan transparantie. Maar het draagt niet direct bij aan herstel van het intrinsieke vertrouwen tussen een klant en een financiële dienstverlener.
Op mijn fiets heb ik een sticker “I love bankers” geplakt en dat levert op straat veel reacties en discussie op. Dat houdt me met beide voeten op de grond. Het maatschappelijk vertrouwen is nog steeds slecht. Dat stelt eisen aan ons als sector: méér eerlijkheid, méér transparantie, méér nederigheid. Uiteindelijk zijn we niet meer dan dienstverleners.’
Dominique Dijkhuis, hoofd lenen, sparen en beleggen AFM:
‘Om het vertrouwen te herstellen, denken wij dat de sector zich meer moet focussen om een klant ook tijdens de looptijd goed in de gaten te houden. Met de toenemende beschikbaarheid van data, meer inzichten in hoe klanten beslissingen nemen en alle innovatieve manieren van klantbenadering, zie ik hier grote kansen.
Startpunt is dat marktpartijen overzicht hebben over de data die al in huis zijn over hun klanten. Ik denk ook dat meerdere incidenten die de afgelopen tijd het vertrouwen hebben geschaad wellicht minder impact zouden hebben gehad als partijen data en inzicht over klanten beter op orde hadden gehad. Bij verkoop is er sinds de crisis veel verbeterd. Maar ook daar is nog veel te winnen. Ook bij aanbod en verkoop moet men ervoor zorgen dat de klant de juiste propositie of het juiste product krijgt voorgelegd. Want hoe fijn is het niet dat een financiële dienstverlener ook echt met zijn klant meedenkt!
We gaan meer aandacht besteden aan het belang van doorlopende zorgplicht. Daarvoor gaan wij kijken naar de wijze waarop informatie voor de klant online en op apps wordt gepresenteerd en hoe de keuzeomgeving is ingericht. Zowel bij verkoop als tijdens de looptijd. Worden klanten gestimuleerd om de voor hen juiste keuzes te maken?
Ook gaan we ons richten op de verschillende dienstverleningsconcepten en op de vraag of partijen er wel voor zorgen dat klanten daadwerkelijk de dienstverlening krijgen die bij hen past. Voor de een is dat beheer, voor de ander is dat execution only. Daarbij moet je je bijvoorbeeld de vraag stellen wat de echte toegevoegde waarde is voor een klant van een product of dienst en dat afzetten tegen de kosten.
Of bij die zorgplicht ook die gedetailleerde informatievoorziening over producten hoort, zoals in de EU-richtlijn Mifid II is neergelegd? Ja, dat vind ik wel. De klant heeft van oudsher een serieuze informatieachterstand tenopzichte van de dienstverlener. Dan zeggen dat de klant al die gedetailleerde informatie toch niet leest, overtuigt mij toch niet. De wet heeft transparantie als fundamentele pijler, wat betekent dat je een “basishygiëne” moet hebben. Vervolgens komt het op de executie aan en op de zorgplicht van de aanbieder dat zijn klant ook de juiste informatie, producten of diensten krijgt. Die verantwoordelijkheid moet echt nog meer tussen de oren van de aanbieders komen te zitten.
We zijn inmiddels op de goede weg. Heel belangrijk vind ik de dialoog tussen toezichthouder en sector. Zo voorkomen we ook dat we gaan juridificeren en de regels tot doel verheffen, of als belemmering opwerpen. Met “we” bedoel ik de sector, maar ook wij als toezichthouder. Regels zijn er namelijk met een doel. De kernvraag voor de sector moet zijn: wat is het doel? Wat is de ambitie? En wat is daarvoor nodig? En hoe belemmeren regels dan concreet? Ik geloof in samenwerking, maar wel vanuit het gegeven dat de sector probleemeigenaar is. En wij autonoom ons oordeel vellen.
Als de sector zijn zorgplicht echt oppakt, dan hoeft ons toezicht ook minder gericht te zijn op strikt de naleving van regels. Want uiteindelijk handel ik liever naar de geest van de wet. Daar komen we verder mee. Een mooi voorbeeld hiervan is dat we met de sector de dialoog hebben gevoerd over aflossingsvrije hypotheken. Dat zette de banken aan tot de campagne “Aflossingsblij” met het doel bewustzijn te creëren bij de klant. Dat was een “buy-in” op onze toezichtstrategie. Dat was een goede zet.’
Dit artikel staat in het Fondsnieuws-magazine van december 2018