De belangstelling van beleggers voor aandelen die veel in het nieuws zijn, wordt vaak genoemd als een verklaring voor het volatiliteitseffect. Uit een empirische analyse van Robeco blijkt echter dat deze theorie geen steek houdt.
Een van de belangrijkste aannames van het Capital Asset Pricing Model (CAPM) is dat beleggers altijd kunnen beschikken over alle informatie en dat ze op een rationele manier omgaan met die informatie. Maar in werkelijkheid hebben beleggers lang niet alle informatie. Meestal kiezen ze ervoor om daar ook niet naar op zoek te gaan voor ieder mogelijk bedrijf, maar kopen ze alleen aandelen van de bedrijven die hun aandacht trekken.
In een paper uit 2008 hebben Brad Barber en Terrance Odean het concept van een attention grabbing-effect geïntroduceerd. Ze kwamen met empirisch bewijs dat individuele beleggers eerder geneigd zijn om aandelen te kopen die in het nieuws zijn geweest. In een eerdere paper uit 1996 ontdekte Eric Falkenstein dat beleggingsfondsen de voorkeur geven aan aandelen van bedrijven die het jaar ervoor vaak in het nieuws waren.
Toetsing van het attention grabbing-effect op aandelenkoersen
Dit gedrag van zowel individuele beleggers als fondsmanagers wijst erop dat de koersen van aandelen die veel aandacht krijgen tijdelijk hoger liggen. Het gevolg daarvan is dat het rendement achterblijft bij de verwachtingen. Aan de andere kant zijn aandelen die niet regelmatig het nieuws halen, waarschijnlijk ondergewaardeerd, wat leidt tot een rendement dat de verwachtingen overtreft.
Het is eenvoudig om hieruit te concluderen dat volatielere aandelen, die vaker in het nieuws zijn en de aandacht van beleggers trekken, een lager verwacht rendement hebben dan de markt als geheel. En dus dat de lagevolatiliteitsanomalie – in ieder geval deels – verklaard kan worden door de attention grabbing-theorie. Maar is dat wel echt zo?
Om duidelijkheid te krijgen heeft Robeco twee hypotheses getoetst op basis van gegevens over de 3.000 grootste aandelen in ontwikkelde markten tussen januari 2001 en december 2018. Eerst hebben we onderzocht of het volatiliteitseffect te vinden is bij aandelen die regelmatig in de media verschijnen. Daarna hebben we geanalyseerd of het lage rendement van aandelen met een hoge volatiliteit wordt veroorzaakt door de grote hoeveelheid media-aandacht voor deze aandelen.
Beide hypotheses verworpen
Uit onze berekeningen blijkt dat de media-aandacht over het algemeen inderdaad groter is voor aandelen met een hogere volatiliteit, en dat de volatiliteit inderdaad hoger is voor aandelen die vaker in het nieuws zijn. Met andere woorden: ‘glansrijke’ aandelen hebben vaak een relatief hoge volatiliteit, terwijl ‘saaie’ aandelen, die de media links laat liggen, over het algemeen minder volatiel zijn.
Toch hebben we ook voor de aandelen met de grootste media-aandacht duidelijk bewijs gevonden voor het volatiliteitseffect. Daarnaast zijn we tot de conclusie gekomen dat het grootste negatieve rendement in de groep met de meest volatiele aandelen over het algemeen wordt gerealiseerd door de aandelen met de minste media-aandacht, en niet door aandelen met veel media-aandacht. Daarom verwerpen we de twee hypotheses en concluderen we dat de volatiliteitsanomalie niet verklaard kan worden door de attention grabbing-theorie.