Binnen de SFDR-regelgeving wordt artikel 6 vaak gezien als een afvoerputje voor alles wat niet duurzaam is, maar klopt dat wel? ‘Een artikel 6-fonds kan soms groener zijn dan een 8-fonds.’
Volgens de sector ligt een oplossing bij een herziening van het huidige classificatiesysteem, in combinatie met een gelijke verplichting voor alle fondsen - van grijs tot groen - om te voldoen aan bepaalde duurzaamheidseisen en rapportageverplichtingen. Liever nog verlagen ze de administratieve last voor álle fondsen.
Sinds maart 2021 moeten fondsaanbieders in de Europese Unie duidelijk inzicht geven in hun duurzaamheidsbeleid en over de risico’s die zij op dat gebied lopen. Fondsen met duurzame kenmerken of een duurzame doelstelling vallen binnen de SFDR-regelgeving respectievelijk onder artikel 8 en 9. Wordt er in een prospectus niet over duurzaamheid gerept, dan valt de belegging automatisch onder artikel 6 en hoeft deze geen uitgebreide duurzaamheidsinformatie te geven op basis van voorgeschreven templates.
Grijs met een tint groen
Dit hoeft dus niet per definitie te betekenen dat de beleggingsinstantie in de praktijk niets doet op het vlak van duurzaamheid: het is alleen niet gespecificeerd in de fondsdocumentatie. Betekent dit dat een artikel 6-fonds evengoed een klein beetje groen kan zijn?
‘In theorie zou dat inderdaad kunnen’, zo stelt Klaske Beyer, consultant bij adviesbureau Charco & Dique en gespecialiseerd in wet- en regelgeving op het gebied van duurzaamheid. ‘De SFDR-verordening verlangt dat partijen in de markt transparant zijn over wat zij doen. Het kan voorkomen dat een partij zegt niet te selecteren op duurzaamheid, terwijl blijkt dat het fonds ook groene beleggingen bevat.’ Zo’n partij kan volgens Beyer wel greenbleaching verweten worden, hetgeen eigenlijk het tegenovergestelde is van greenwashing. ‘In geval van greenbleaching heb je eigenlijk een groen product, maar omdat je het vrij ingewikkeld vindt om aan alle eisen en voorwaarden te voldoen, kies je er (bewust) voor om het fonds als grijs in de markt te zetten.’
Begin dit jaar noemde toezichthouder Esma het fenomeen greenbleaching al ‘problematisch’ en het gevolg van onduidelijkheid over sommige regels.
Administratieve rompslomp
Randy Pattiselanno, manager Strategy & Regulatory Affairs bij branchevereniging Dufas, denkt dat greenbleaching mogelijk eerder speelt bij kleinere partijen. ‘Zij hebben veel kostbare data nodig en moeten allerlei templates invullen om aan artikel 8 te voldoen. Dat is een behoorlijke, niet te onderschatten klus. Dan kan ik mij voorstellen dat een partij, zonder duurzaamheidsoogmerk, niet voor artikel 8 gaat.’
Beyer: ‘Er komt nu heel veel bij kijken om daadwerkelijk als groen te worden bestempeld. De transparantie-eisen zijn best wel gedetailleerd. Je kunt niet zomaar de sier maken met allerlei groene claims, je moet dat echt inzichtelijk gaan maken. En het is hele technische wet- en regelgeving.’
Volgens Pattiselanno komt er veel werk bij kijken, maar hoeft een fonds niet erg duurzaam te zijn om als een artikel 8-product te worden aangemerkt. ‘Veel fondsen zijn vanaf het begin van de inwerkingtreding van SFDR geherkwalificeerd van artikel 6 naar 8, maar dat is niet per sé het gevolg van een beslissing van aanbieders om groen te willen zijn. De fondsen voldoen nu eenmaal snel aan de kwalificatie van artikel 8, legt Pattiselanno uit, ‘bijvoorbeeld omdat ze bepaalde uitsluitingen doen’.
Wat is duurzaamheid?
Dat brengt de vraag op tafel wat er nu echt onder duurzaamheid wordt verstaan. Duurzaamheidsregelgeving is enorm in ontwikkeling en de interpretatie van een groene belegging verandert continue, beaamt chief sustainability officer Lars Dijkstra, van Van Lanschot Kempen. ‘De ene belegger vindt Shell niet in een groen fonds thuishoren, omdat het blijft investeren in fossiele brandstoffen. Een ander zegt dat Shell een onmisbare speler is in de energietransitie en dankzij aandeelhouders in een versneld tempo kan verduurzamen. Er is voor beide visies wel wat te zeggen.’
‘De Europese Commissie wil dat financiële marktpartijen zelf beoordelen wat duurzaam is’, zegt Pattiselanno, ‘maar de markt zit met te veel vragen. Wat als 20 procent van de activiteiten van een bedrijf niet duurzaam is, maar de rest wel? Is het bedrijf in zijn geheel dan duurzaam? En zo niet, wanneer dan wel? En als een oliemaatschappij een groene obligatie uitgeeft, is dat dan een duurzame belegging?’
Pattiselanno ziet zowel de markt als wetgevers hiermee worstelen. ‘De markt kijkt naar de wetgever of toezichthouder voor antwoorden en vice versa. Op een gegeven moment moet er wel een doorbraak komen in deze impasse.’
Dat kan volgens hem nog jaren duren. ‘De regelgeving is eigenlijk in een verkeerde volgorde ingevoerd. Asset managers moeten met de billen bloot om aan te geven wat zij aan duurzaamheid doen, terwijl bedrijven nog niet uitgebreid hoeven te rapporteren over hun impact op het milieu. Als fondsmanager moet je op een snelweg rijden, die er eigenlijk nog niet ligt.’
Pattiselanno: ‘Als je niet beticht wilt worden van greenwashing, dan is data essentieel, maar die gegevens publiceren bedrijven nog niet voldoende. We zitten hier nog aan het begin van het traject. Deze data zullen een belangrijk onderdeel zijn in de discussie over wanneer een belegging echt duurzaam is. Voor ons is het nu belangrijk dat bedrijven hun best doen om zoveel mogelijk relevante data te rapporteren die asset managers in staat stellen om aan hun SFDR verplichtingen te voldoen.’
Onduidelijkheid over transitie
Binnen SFDR wordt volgens de expert van Dufas ook geen rekening gehouden met bedrijven die in een transitie zitten om duurzamer te worden. ‘De SFDR is niet goed ingericht om een genuanceerd onderscheid te maken tussen duurzame bedrijven en ondernemingen die in een transitie zitten. Het is duurzaam of niet duurzaam’, zo schreef Pattiselanno al eerder in een column voor Investment Officer.
Dennis Hänsel, Global Head of ESG Advisory bij DWS ziet dit probleem ook. ‘De transitie is enorm belangrijk, maar start bij bruine bedrijven. Als een transitiefonds onder 6 valt, dan moet dat fonds op een gegeven moment naar 8 kunnen doorstromen, maar wanneer dan? Hierover moet meer duidelijkheid komen.’
Pattiselanno wijst op het conflict tussen de transitie en het doel van de regelgeving: Enerzijds is de bedoeling van het gehele Europese Sustainable Finance-pakket om de transitie naar een duurzame economie en samenleving te stimuleren. Anderzijds is het doel van regelgeving, en dan met name de SFDR, om greenwashing tegen te gaan. ‘Dit conflicteert momenteel’, zegt Pattiselanno. ‘Tegelijk zijn er partijen die niet aan die disclosures willen of kunnen voldoen vanwege de hoge kosten van data, maar ook niet van greenwashing beticht willen worden en daarom hun fondsen bij artikel 6 onderbrengen. Dit stimuleert niet bepaald een transitie naar meer duurzame beleggingen.’
‘Vanuit toezichthouders moet er een focus zijn op de bewoording, criteria en grenswaarden voor duurzame beleggingen. Dan wordt het ook makkelijker om bedrijven die in bijvoorbeeld olie- en gassector actief zijn te beoordelen op duurzaamheid’, aldus Hänsel van DWS.
‘De classificatie op grond van SFDR wordt minder relevant als je gaat kijken naar wat er nu precies in een fonds zit’, aldus Pattiselanno. ‘In potentie kan een artikel 6-fonds groener zijn dan een artikel 8-fonds. Beleggingskeuzes van een asset manager bij artikel 6-producten kunnen immers ook onbedoeld leiden tot een duurzame portefeuille. Uitpluizen wat er in een fonds zit, is voor een belegger vele malen relevanter dan in welk bakje het fonds terechtkomt.’
De vraag is dan ook of we niet af moeten van het gehele classificatiesysteem. ‘Daar is wel wat discussie over. Een groot deel van de markt ziet in dat de SFDR herzien moet worden’, aldus Pattiselanno. ‘Zo zijn er best veel partijen, zoals Triodos, die zich bijvoorbeeld al duidelijk hebben uitgesproken dat ook artikel 6 aan uitgebreide SFDR disclosures zou moeten voldoen. Dit is eerlijker en biedt meer mogelijkheden voor een belegger om producten goed met elkaar te vergelijken’.
Meer kleuren groen nodig
De SFDR-classificaties worden volgens Pattiselanno nog vaak gezien als een label, terwijl de wetgever het bedoeld heeft als een disclosure-regime. ‘Persoonlijk zou ik een voorstander zijn om op termijn een apart labelingsysteem op te zetten op basis van het SFDR disclosure-regime. De SFDR zou je dan wel moeten ontdoen van alle labeling-elementen. Het nieuwe labelingsysteem moet je vervolgens baseren op het aandeel duurzame beleggingen in een financieel product, oftewel op de informatie die een financiële marktpartij nu voor artikel 8 of 9-producten moet verstrekken, maar niet voor artikel 6. Hiermee zouden er veel meer kleuren groen kunnen ontstaan. Het belangrijkste is dat een belegger weet hoe groen, grijs of bruin zijn financieel product daadwerkelijk is, de SFDR classificatie is veel minder relevant.’
Hänsel hoopt dat de administratieve drempel om aan artikel 8 te voldoen, lager wordt waardoor er een breder spectrum groene fondsen zal ontstaan. ‘Er is nu een situatie waarin fondsen die uitsluitingen doen en dit hebben vermeld in het prospectus onder 8 vallen, terwijl andere fondsen die dezelfde uitsluitingen doen, maar dit niet vermelden, automatisch onder 6 vallen. Een mooi startpunt zou zijn dat alle fondsen die bepaalde uitsluitingen doen, automatisch onder 8 vallen, ongeacht of zij dit vermelden in het prospectus.’
Dit zou volgens Hänsel tot gevolg hebben dat de pool met 6-fondsen steeds kleiner wordt. DWS is nu nog een van de grootste aanbieders van 6-producten, zo blijkt uit data van Morningstar. Toch stelt Hänsel dat de fondsen slechts 10 procent uitmaken van het totale vermogen dat DWS onder beheer heeft. ‘Ik zie geen noodzaak meer tot artikel 6, als we de administratieve drempel voor 8 kunnen verlagen.’
Altijd ruimte voor 6-fondsen
Experts van Robeco stellen dat er altijd wel strategieën zullen zijn die niet passen binnen 8 en 9, maar wel binnen 6. Het gaat volgens het fondshuis om beleggingen waarbij het realistisch gezien niet mogelijk is om ESG op te nemen, bijvoorbeeld beleggingen in indexfondsen, derivaten of spaartegoeden. Ook illiquide fondsen, waar weinig data over beschikbaar is, vallen vaak onder artikel 6.
Concluderend stelt Beyer van Charco & Dique dat een belegger er bij een artikel 6-fonds vanuit kan gaan dat het fonds niet is gescreend op duurzaamheid, ondanks dat het fonds daar aan de achterkant misschien wel mee bezig is. ‘Brussel ziet de toekomst in artikel 8 en 9, maar er zal altijd wel een markt blijven voor artikel 6.’