De Europese Unie wil de Green Deal financieren met meer duurzame beleggingsproducten. Wet- en regelgeving moet uniformiteit en transparantie stimuleren, waardoor beleggers sneller groen gaan investeren. De vraag is welke rol de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) gaat spelen.
SFDR is geen productlabeling, maar transparantiewetgeving ontworpen door de Europese commissie voor financiële entiteiten en producten. Hoe integreren beleggingsondernemingen en beheerders duurzaamheidsrisico’s in hun investeringsbeslissingen en hoe houden ze rekening met de impact van hun beleggingsbeslissingen op milieu- en sociale factoren? Allemaal vragen waar deze verordening antwoord op wil.
Voor de invoering in 2021 zijn in de hele sector werkgroepen opgetuigd en consultants ingehuurd om beleggingsproducten te omschrijven en classificeren: artikel 6 (niet specifiek duurzaam), artikel 8 (duurzame kenmerken) en artikel 9 (duurzame doelstelling). Eind vorig jaar nog veranderde een groot aantal producten schielijk van classificatie na verduidelijking van de regelgeving én ‘The great green investment investigation’ van Follow the Money en Investico.
Nu komt de volgende stap: vanaf 1 januari 2023 moeten aanbieders van duurzame fondsen verplicht een template met duurzaamheidsinformatie toevoegen aan hun prospectus. Maar in de praktijk zijn de SFDR-documenten op websites van pensioenfondsen globaal geformuleerd en ontbreekt vaak concrete informatie. Een belemmering is dat bedrijven pas duurzaamheidsgegevens hoeven te rapporteren als de nieuwe richtlijn voor Corporate Sustainability Reporting (CSRD) tussen 2025 en 2029 in werking treedt.
Harmonisatie
Wat zijn nu de voordelen van SFDR? Ernst de Klerk, partner bij AF Advisors, ziet die desgevraagd wel: ‘Marketinguitingen moeten voortaan in lijn zijn met de transparantiedocumentatie van SFDR. Alleen vind ik de templates ingewikkeld; deelnemers van pensioenfondsen of retailbeleggers kunnen daar nauwelijks informatie uithalen. Maar als de marketinginformatie in lijn wordt gebracht met die templates, dan kom je wel ergens. Zeker als de toezichthouder scherp controle houdt.’
De AFM heeft bekendgemaakt dat ze in het eerste kwartaal van 2023 onderzoek doet naar de implementatie van level 2. Toezichthouder Zoë du Chattel: ‘Door SFDR wordt het voor betere inschatting te maken wat een product doet op het gebied van duurzaamheid. Die categorisering in 6, 8 of 9 helpt daar niet zozeer bij, wel de onderliggende informatie die gestandaardiseerd verplicht wordt gesteld. Hierdoor zijn producten onderling beter vergelijkbaar en is straks te zien hoe ze daadwerkelijk presteren, omdat je ook periodiek moet laten zien wat er is bereikt.’
‘SFDR biedt meer transparantie, technisch gezien en beoogt harmonisatie van informatie. Maar harmonisatie bevordert niet automatisch vergelijkbaarheid’, zegt Daan Spaargaren, senior strategist responsible investment bij PME. ‘Onze deelnemers krijgen door SFDR geen beter beeld van hoe wij omgaan met duurzaamheid, daarvoor is de uitwerking te complex.’ Raoul Köhler, collega van Du Chattel en coördinator sustainable finance bij de AFM, stelt: ‘Je wil dat mensen inzicht krijgen, dus wij zeggen: maak het begrijpelijk voor klanten en zorg dat je communicatie in lijn is met die SFDR rapportage.’
Gebrek aan data
Een veelgehoord bezwaar tegen SFDR is het gebrek aan duurzaamheidsdata bij bedrijven waarin wordt belegd. Du Chattel zegt hierover: ‘Ja, het is lastig om zonder data vast te stellen of je belegging duurzaam is. Maar SFDR dwingt niemand om duurzaam te beleggen. Alleen: claim je dàt je een duurzaam product aanbiedt, dan moet je kunnen aantonen hoe je dat doet. De vrijblijvendheid voor beleggers is verdwenen.’ De Klerk: ‘Ik vind het eigenlijk een gemiste kans dat de classificaties niet meer houvast bieden aan beleggers.
Wat een duurzame belegging is, daar moet je met minimale guidance zelf invulling aan geven. Ik zie daar gigantische verschillen in. Er zijn partijen die 3 procent van de MSCI World een duurzame belegging vinden, maar er zijn er ook die 65 procent duurzaam noemen.’
Sara Heinsbroek, project manager sustainability & responsible investment bij de VBDO, de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling, vindt het opvallend dat duurzame partijen bij SFDR het meeste werk doen. ‘Eigenlijk zou de inspanning moeten liggen bij ‘grijze’ beleggers. Wij zijn als VBDO heel erg voor transparantie, maar wat je nu moet opleveren kost heel veel inspanning en kan niet zo worden aangeboden aan pensioendeelnemers of retailbeleggers.’ Positief vindt ze dat er nu wel een rem is op het maken van ongegronde claims.
Spaargaren: ‘De richtlijnen over hoe we precies moeten rapporteren vormen een obstakel, bijvoorbeeld over de effecten van duurzaamheid op het rendement. Het is vreemd dat het aan de ‘groenen’ is om zich te verantwoorden, terwijl het grijze deel van de markt dat niet hoeft.’ Köhler zegt daarover: ‘Ik kan me die frustratie op zich voorstellen, maar het is bij de SFDR een politieke keuze geweest om te zeggen: als je iets claimt, bewijs het dan maar. Als AFM hebben wij daar geen invloed op.’
Geld voor vergroening
Gaat er straks daadwerkelijk een grotere institutionele geldstroom richting duurzame initiatieven door deze wetgeving? Köhler: ‘Het is te vroeg een oordeel te vellen over de werking van SFDR. Aanvankelijk waren de hoofdlijnen heel breed. Maar nu in fase twee moet informatie heel gericht opgeleverd worden.’ De Klerk is gematigd optimistisch: ‘Vooral de institutionele wereld zou in theorie bij goed gebruik van de templates geholpen zijn met SFDR, maar hun werkwijze is nog niet aangepast op alle extra informatie die er nu is.’
Bij Pensioenfonds PME stellen ze dat er grote bereidheid is om aan de letter en de geest van SFDR te voldoen, maar dat er meer duiding en duidelijkheid nodig is van de toezichthouder. Spaargaren: ‘Als je kijkt naar de doelstelling van de Green Deal, dan vraag ik me af in hoeverre SFDR daar als transparantie-richtlijn aan bijdraagt. Op dit moment zet SFDR bij pensioenfondsen niet direct aan tot duurzamer beleggen. Het zou wel mooi zijn als het greenwashing tegengaat bij aanbieders van producten en externe managers, en een meer gelijk speelveld oplevert. Tegelijk pleit ik niet voor heel veel voorschrijving.
Dat raakt aan onze zelfstandigheid om ons beleggingsbeleid in te vullen passend bij onze identiteit.’ Heinsbroek: ‘De bewustwording neemt toe, voor de sector is dat goed. Maar onze achterban meldt veel onduidelijkheid over SFDR en dat het veel tijd en geld kost. Ook is het jammer dat de ‘categorie 6, 8 of 9’ de boventoon is gaan voeren. Uiteindelijk gaat het om een duurzame financiële markt en een duurzame wereld. Die focus moeten we niet verliezen.’
Principal Adverse Impacts (PAI’s) verwijzen naar de mogelijk negatieve effecten van een belegging op het milieu of de maatschappij. Financiële instellingen die claimen dat zij duurzaam beleggen moeten binnen SFDR verplicht communiceren over maar liefst 14 PAI’s en dan zijn er nog 46 waar vrijblijvend over verteld kan worden. Het gaat vooral om klimaatrisico’s, zoals watergebruik, biodiversiteit, CO2-uitstoot, maar ook mensenrechten en anti-corruptiemaatregelen staan op de lijst.
De meetmethode en monitoring van iedere PAI is door de EU vastgelegd in de templates die sinds fase 2 verplicht zijn. Er zijn twee soorten disclosures: op entiteitsniveau en op productniveau. Op entiteitsniveau moeten alleen bedrijven met meer dan 500 mensen verplicht een verklaring openbaar maken en op productniveau geldt de maatregel voor artikel 8 en 9 producten. Doel van de rapportage is zichtbaar maken of een belegging een meetbare positieve of negatieve invloed heeft met de hoop dat greenwashing hierdoor minder aantrekkelijk wordt.
Dit artikel is eerder verschenen in de krant IO Institutioneel, die op 20 april beschikbaar is gekomen voor geregistreerden.