Smallcaps staan er goed voor dit jaar, geholpen door de verbeterde economische vooruitzichten. De waarderingen stijgen, en de vraag rijst of er nog mogelijkheden zijn voor beleggers om te profiteren. Jan Willem Berghuis, hoofd smallcaps bij Kempen Capital Management meent van wel. Mits je buitengewone waarderingen links laat liggen.
Dat zegt hij in een interview met Fondsnieuws. Het 1,2 miljard euro grote Kempen Global Smallcap-fonds heeft de afgelopen weken winst genomen op de grootste stijgers, gewichten aangepast en tijd gestoken in nieuwe beleggingsideeën.
Illustratief is het bedrijf Sleep Number, waarover Berghuis vertelt. De Amerikaanse producent maakt “slimme bedden”, die de hartslag, ademhaling en het gewoel van een slaper kunnen meten en de matras-temperatuur en hardheid automatisch kunnen aanpassen voor een optimale nachtrust.
De smallcapper doet het fantastisch op de beurs, nu de thuisinvesteringen zijn toegenomen door de Covid-pandemie. Na het sterke herstel vanaf het dieptepunt in april 2020 is de koers met nog eens 50 procent gestegen in de eerste twee maanden van 2021, tot meer dan 120 dollar in februari. Berghuis: ‘Als iets zó hard omhoog gaat. Dan nemen we wel wat winst, ja.’
Hetzelfde geldt voor sommige andere bedrijven uit de portefeuille die momenteel bestaat uit 64 bedrijven, die in meer dan de helft van de gevallen uit Noord-Amerika komen, en anders uit Europa of Japan.
Herbeleggen
Het vrijgekomen vermogen is de afgelopen weken herbelegd in voornamelijk bestaande bedrijven uit de portefeuille. ‘Als je je eigen bedrijven goed kent, hoef je niet veel nieuwe namen aan te schaffen’, voert Berghuis aan. ‘Met het aanpassen van gewichten kun je al veel rendement creëren. We besteden 80 procent van onze tijd aan de bestaande bedrijven in portefeuille, 20 procent aan nieuwe beleggingsideeën.’
Veel bestaande aandelen hebben volgens hem namelijk nog genoeg opwaarts potentieel, zoals botenmaker Brunswick, bekend van het buitenboordmotormerk Mercury. ‘Dit soort bedrijven heeft nog nooit zoveel vraag gehad; iedereen wil het water op. Ze komen goed door de crisis heen, en hebben een koerswinstverhouding van 16, volgend jaar 14. Dat vinden wij niet duur.’
Het Kempen-fonds heeft een value-tilt, en heeft daarom sinds de start een lagere koerswinstverhouding dan de benchmark. Volgens Berghuis kost dat momenteel niet meer moeite dan normaal. ‘Vorige maand stond de benchmark op 16 keer de winst voor volgend jaar en wij op 14. Ik vind het meevallen met de extreme waarderingen in onze portefeuille. Het is niet verschrikkelijk duur, dat geeft een veilig gevoel.’
Rendement
Year to date staat het fonds ruim 22 procent in de plus na kosten, tegenover 15 procent voor de benchmark (per 15 maart 2021). Een welkome wending, na een relatieve underperformance in 2020.
‘Het eerste kwartaal van het vorige jaar was, met onze value-tilt, absoluut en relatief heel lastig’, blikt Berghuis terug. ‘Techbedrijven en dure groeibedrijven gingen goed. Het werd maar duurder en duurder, terwijl wij breed in andere sectoren zaten die hard zijn afgestraft. Sinds inceptie hebben we een sterke outperformance kunnen behalen, ondanks een wat lastiger jaar 2020.
Toch is de underperformance van 2020 niet bestraft door klanten. Sterker nog, dat jaar had het fonds de grootste inflow sinds zijn bestaan. ‘Van bestaande en nieuwe klanten. Grofweg zijn we van 600 miljoen naar 1 miljard gegroeid, zonder koersstijgingen’, zegt Berghuis over het klantenbestand dat behalve uit Van Lanschot klanten en lokale family offices ook bestaat uit een Zwitserse private bank, een Scandinavische bank en een Brits pensioenfonds.
‘Daarbij volgde gelukkig herstel voor value en smallcaps vanaf het tweede kwartaal, en dankzij het rendement dat daarop volgde, hebben we de underperformance ingelopen en staan we op 5 jaarsbasis in de top-3 binnen onze peergroup met een geannualiseerd rendement van bijna 16 procent tegenover ruim 13 procent voor de benchmark.’
Nieuwe ideeën
Intussen richten Berghuis en medebeheerders Maarten Vankan, Chris Kaashoek en Luuk Jagtenberg de blik vooruit. Nu het bedrijfscijferseizoen achter de rug is, hebben ze na het bijwerken van hun modellen immers weer tijd voor de uitwerking van nieuwe ideeën, zoals bijvoorbeeld in de health care sector.
Een nieuw bedrijf zit niet zómaar in portefeuille. Het team wil het beste bedrijf voor de lange termijn. Berghuis: ‘We willen zeker weten dat een verhaal goed is voor de komende vijf jaar, en dat we ergens waarde kunnen toevoegen. Aan een koop gaat minimaal een aantal weken van onderzoek vooraf. Pas als we allemaal overtuigd zijn, kopen we.’
Dat het team daarbij de beste performance heeft behaald in Noord-Amerika, komt door de langetermijnvaluestrategie van het fonds. Berghuis: ‘Amerikaanse beleggers zijn veel meer kortetermijngericht. Daardoor daalt de koers als een bedrijf met slecht nieuws komt, zoals een orderdaling. Als een bedrijf aan onze kwaliteitsmaatstaven voldoet, kan het juist op zo’n moment extra aantrekkelijk zijn.’
Momenteel zit het fonds overigens iets onderwogen in Noord-Amerika door de bottom-up-selectie, en iets overwogen in Japan. ‘Een bijzondere regio, waar we normaal gesproken jaarlijks naartoe gaan. De waarderingen zijn er al jaren aantrekkelijk. Het probleem is dat het er niet altijd uitkomt door corporategovernance-problemen zoals een grote hoeveelheid cash op de balans en cross-holdings. Gelukkig wordt dat steeds beter. Ook door betrokken aandeelhouderschap, waar smallcaps zich uitstekend voor lenen, kunnen we waarde toevoegen.’