Maar er is tenminste zon, dan stemt ook tot enige tevredenheid.
Een straalblauwe hemel is er echter niet. Op de achtergrond blijven zich wolken opstapelen, maar hiervan gaat vooralsnog geen onweersdreiging uit. Vooral de Amerikaanse inflatie-indicatoren wegen op de beurzen maar zijn niet van aard om de pret volledig te bederven.
De combinatie van lage rente en een ongezien krachtige herleving van de conjunctuur zorgen voor een opwaartse stuwing die slechts voor een beperkte mate kan worden afgezwakt door de sombere gedachte van een escalerend prijspeil.
De versnelling van de inflatie is echter onmiskenbaar: De CPI-kerninflatie stuift verder vooruit tegen een schrikbarend tempo van 3,8 procent op jaarbasis. Maar ook de meer gematigde PCE-indicator liet zich opmerken met een jaar-op-jaar stijging van 3,1 procent, flink meer dan de verwachte opsprong van 2,9 procent.
De ongerustheid over het prijspeil nam verder toe na de bekendmaking van het meest recente PPI-cijfer. Uitgezuiverd voor voedsel- en energieprijzen stegen de groothandelsprijzen met liefst 5,3 procent op jaarbasis.
En als u niet volledig confuus geslagen is door de gebruikte termen en de vreemde capriolen van dergelijke indices: De verwachte inflatie nam over diezelfde periode … af.
Grafiek 1: Amerikaanse verwachte inflatie, PPI, CPI en PCE-kerninflatie
Maar toch weten de aandelenbeurzen deze cijfers telkens van zich af te schudden. De opsprong van de prijsindicatoren wordt nog louter gezien als een natuurlijke tegenreactie op de (te) lage inflatie van het voorafgaande jaar en wordt toegeschreven aan tijdelijke fricties op de arbeidsmarkt en hiccups in de aanvoerlijnen van grondstoffen en intermediaire goederen in het productieproces.
De Amerikaanse centrale bank blijft herhalen dat de inflatiestijgingen slechts van tijdelijk aard zijn en geen aanleiding vormen tot een herziening van het soepele monetaire beleid.
Deze stelling wordt nu blijkbaar algemeen aanvaard. Wij hebben geen redenen om te twijfelen aan dit uitgangspunt maar volgen uiteraard aandachtig de evolutie op het prijsfront.
Niet alleen met betrekking tot de grondstoffenprijzen en groothandelsprijzen, maar met verscherpte waakzaamheid ook het verloop van de looncomponent in de Amerikaanse industrie.
Maar ook al ogen deze statistieken momenteel niet zo fraai, verlies hierbij niet uit het oog dat de economie in de voorbij 18 maanden een bijzondere opstoot in haar efficiëntie heeft doorworsteld. Ieder nadeel heeft zo zijn voordeel.
Grafiek 2: Productiviteit VSA, jaar-op-jaar wijziging
Hogere productiviteit geeft de bedrijven intussen wat meer ademruimte om loonstijgingen op te vangen, zonder aan margeverlies te moeten lijden.
Dit bevestigt een lange termijntrend die we al eerder meenden te ontwaren, maar de economie lijkt nu definitief en resoluut dit pad te hebben gekozen, met verregaande nadruk op automatisatie en robotica.
Ons intuïtief aanvoelen hierbij is dat hierbij nog maar aan het begin van de investeringscyclus staan en zich mogelijkheden zullen ontwikkelingen die sciencefiction verregaand zullen overstijgen.
Zagen we het vorige week goed? Een bedrijf dat een volledige raket, met zijn honderdduizenden, uiterst complexe onderdelen, in enkele dagen volledig in 3D kan printen…
Die had noch Jules Verne, noch Hergé of Wernher Von Braun zien aankomen.
Ook obligatiemarkten hebben hun appelflauwte van de vorige weken meer dan behoorlijk verwerkt. De Amerikaanse referentierente op 10 jaar dipte zelfs onder het symbolische niveau van 1,5 procent (en dit ondanks de alarmerende inflatiecijfers, de markante loonstijgingen en de krachtige conjuncturele opsprong). Ook in de Eurozone nam de lange termijnrente opvallend af, meer nog dan in de VS.
Onze uitgesproken voorkeur voor Italiaanse staatsobligaties kreeg hierdoor een nieuwe boost.
Posities in Scandinavische bedrijfsobligaties blijven overigens nog steeds waarde toevoegen aan onze portefeuilles.
Grafiek 3: Rentevoeten op 10 jaar in de VS en de Eurozone (overheidsobligaties)
Hieruit kan de recent zwakke US $-wisselkoers zeker wat energie putten.
De meest bepalende factor voor de US $ blijft echter de positionering van de Chinese Yuan.
Het lijkt er sterk op dat China de dreigende taal vanuit Washington en Europa deze keer wel ernstig neemt en haar munt laat versterken.
Hierdoor wordt de uitvoer naar de Rode Reus alleszins wat makkelijker, wat moet helpen om de toekomstige politieke onderhandelingen in goede banen te leiden.
Prof. Dr. Stefan Duchateau is hoogleraar beleggingsleer en Investment Officer kennispartner.